Balans
Balans per 31 december 2021
(na resultaatbestemming, bedragen x € 1.000,-)
| 1 | Activa | 31-12-21 | 31-12-20 | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Ref. | ||||||||
| Vaste activa | ||||||||
| 1.1 | Immateriële vaste activa | 1.088 | 865 | |||||
| 1.2 | Materiële vaste activa | 152.600 | 141.099 | |||||
| 1.3 | Financiële vaste activa | 76 | 242 | |||||
| Totaal vaste activa | 153.763 | 142.206 | ||||||
| Vlottende activa | ||||||||
| 1.4 | Voorraden | 452 | 424 | |||||
| 1.5 | Vorderingen | 6.939 | 8.333 | |||||
| 1.6 | Liquide middelen | 89.162 | 63.854 | |||||
| Totaal vlottende activa | 96.554 | 72.611 | ||||||
| Totaal activa | 250.317 | 214.817 |
| 2 | Passiva | 31-12-21 | 31-12-20 | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Ref. | ||||||||
| 2.1 | Eigen vermogen | 97.256 | 77.012 | |||||
| 2.2 | Voorzieningen | 15.404 | 12.553 | |||||
| 2.3 | Langlopende schulden | 57.440 | 50.743 | |||||
| 2.4 | Kortlopende schulden | 80.216 | 74.510 | |||||
| Totaal passiva | 250.317 | 214.817 |
Staat van baten en lasten
Baten en lasten 1 januari 2021 - 31 december 2021
(bedragen x €1000,-)
| 2021 | Begroting 2021 | 2020 | ||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Ref. | ||||||||||
| 3 | Baten | |||||||||
| 3.1 | Rijksbijdragen OCW | 256.785 | 239.591 | 217.062 | ||||||
| 3.2 | Collegegelden | 49.272 | 45.612 | 56.638 | ||||||
| 3.3 | Baten werk i.o.v. derden | 2.972 | 4.429 | 3.808 | ||||||
| 3.4 | Baten subsidies | 13.237 | 10.611 | 10.142 | ||||||
| 3.5 | Overige baten | 7.621 | 7.488 | 9.187 | ||||||
| Totaal baten | 329.887 | 307.730 | 296.836 | |||||||
| 4 | Lasten | |||||||||
| 4.1 | Personele lasten | -242.002 | -242.140 | -219.957 | ||||||
| 4.2 | Afschrijvingen | -17.268 | -18.714 | -18.488 | ||||||
| 4.3 | Huisvestingslasten | -17.936 | -17.318 | -21.547 | ||||||
| 4.4 | Overige lasten | -31.709 | -31.132 | -27.596 | ||||||
| Totaal lasten | -308.916 | -309.304 | -287.588 | |||||||
| Saldo baten en lasten | 20.971 | -1.574 | 9.248 | |||||||
| 5 | Financiële baten en lasten | |||||||||
| 5.1 | Financiële baten | 4 | 2 | 5 | ||||||
| 5.2 | Financiële lasten | -845 | -920 | -1.268 | ||||||
| Totaal financiële baten en lasten | -841 | -918 | -1.263 | |||||||
| Netto resultaat | 20.130 | -2.492 | 7.986 |
Kasstroomoverzicht
Kasstroomoverzicht
(bedragen x €1000,-)
| 2021 | 2020 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| ref. | |||||||
| Kasstroom uit operationele activiteiten | |||||||
| Resultaat | 20.130 | 7.986 | |||||
| Aanpassingen voor: | |||||||
| 4.2 | - Afschrijvingen | 17.268 | 18.488 | ||||
| 4.2 | - Boekresultaat desinvestering MVA | 0 | -339 | ||||
| 2.1 | - Mutatie EV | 114 | 0 | ||||
| 2.2 | - Mutaties voorzieningen | 2.852 | 1.868 | ||||
| 20.234 | 20.017 | ||||||
| Veranderingen in werkkapitaal: | |||||||
| 1.4 | - Voorraden | -28 | 19 | ||||
| 1.5 | - Vorderingen | -1.353 | 3.419 | ||||
| 2.4 | - Kortlopende schulden (excl.intrest) | 7.902 | 4.307 | ||||
| 6.521 | 7.745 | ||||||
| Totaal kasstroom uit bedrijfsoperaties | 46.885 | 35.747 | |||||
| 5.1 | Betaalde interest | -845 | -1.143 | ||||
| Totaal kasstroom uit operationele activiteiten | 46.040 | 34.604 | |||||
| Kasstroom uit investeringsactiviteiten | |||||||
| 1.1 | Investeringen in immateriële vaste activa | -822 | 0 | ||||
| 1.1 | Desinvesteringen in immateriële vaste activa | 0 | 0 | ||||
| 1.2 | Investeringen in materiële vaste activa | -26.773 | -15.481 | ||||
| 1.2 | Desinvesteringen in materiële vaste activa | 0 | 387 | ||||
| 1.3 | Aflossing op leningen u/g | 167 | 57 | ||||
| Totaal kasstroom uit investeringsactiviteiten | -27.428 | -15.037 | |||||
| Kasstroom uit financieringsactiviteiten | |||||||
| 2.3 | Aangegane langlopende leningen | 10.000 | 0 | ||||
| 2.4.5 | Aflossing langlopende schulden | -3.303 | -12.903 | ||||
| Totaal kasstroom uit financieringsactiviteiten | 6.697 | -12.903 | |||||
| Mutatie geldmiddelen | 25.309 | 6.664 |
Toelichting algemeen
De instelling, gevestigd te Groningen, Zernikeplein 1, is een stichting en is ingeschreven in het handelsregister onder nummer 41012703. Deze jaarrekening heeft betrekking op het kalenderjaar 2021, dat is geëindigd op balansdatum 31 december 2021.
Deze jaarrekening is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling.
Activiteiten
De activiteiten van de instelling bestaan voornamelijk uit dienstverlening op het gebied van onderwijs. De instelling verricht geen activiteiten in het buitenland.
Toelichting op het kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit de liquide middelen. Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van interest zijn opgenomen onder de kasstroom uit operationele activiteiten. Kasstromen in vreemde valuta worden omgerekend tegen de op dat moment geldende wisselkoersen. Onder de investeringen in immateriële- en materiële vaste activa zijn alleen opgenomen de investeringen waarvoor geldmiddelen zijn opgeofferd.
Schattingen
Om de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening te kunnen toepassen, is het nodig dat het bestuur van de Hanzehogeschool Groningen zich over verschillende zaken een oordeel vormt, en dat het bestuur schattingen maakt die essentieel kunnen zijn voor de in de jaarrekening opgenomen bedragen.
De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.
De volgende waarderingsgrondslagen zijn naar de mening van het management het meest kritisch voor het weergeven van de financiële positie en vereisen schattingen en veronderstellingen:
- personeelsvoorzieningen
- voorziening dubieuze debiteuren
Rapporteringsvaluta
Alle in dit financiële verslag vermelde bedragen zijn genoteerd in euro’s. De euro is de functionele valuta van de instelling. Daar waar afkortingen gebruikt worden van K€ en M€ wordt bedoeld € x 1.000 respectievelijk € x 1.000.000.
Vergelijkende cijfers
De cijfers over het vorig kalenderjaar zijn, indien en voor zover dat uit hoofde van transparantie wenselijk en noodzakelijk werd geacht, opnieuw gerubriceerd om vergelijkbaarheid mogelijk te maken.
Gebeurtenissen na balansdatum
Gebeurtenissen die nadere informatie geven over de feitelijke situatie per balansdatum en die blijken tot aan de datum van het opmaken van de jaarrekening worden verwerkt in de jaarrekening.
Gebeurtenissen die geen nadere informatie geven over de feitelijke situatie per balansdatum worden niet in de jaarrekening verwerkt. Als dergelijke gebeurtenissen van belang zijn voor de oordeelsvorming van de gebruikers van de jaarrekening, worden de aard en de geschatte financiële gevolgen ervan toegelicht in de jaarrekening.
Transacties in vreemde valuta’s
Transacties luidend in vreemde valuta’s worden in euro's omgerekend tegen de geldende wisselkoers op de transactiedatum. Valutakoersverschillen worden verwerkt in de staat van baten en lasten in de periode dat zij zich voordoen.
Transacties met verbonden partijen
Van transacties met verbonden partijen is sprake wanneer een relatie bestaat tussen de stichting en een natuurlijk persoon of entiteit die verbonden is met de stichting. Dit betreffen onder meer de relaties tussen de stichting en haar bestuurders, functionarissen op sleutelposities en leden RvT en de stichtingen zoals opgenomen in het overzicht verbonden partijen, zoals opgenomen onder de toelichting op de balans, waarbij sprake is van enige vorm van zeggenschap. Onder transacties wordt verstaan een overdracht van middelen, diensten of verplichtingen, ongeacht of er een bedrag in rekening is gebracht.
Transacties met verbonden partijen worden toegelicht voor zover deze niet onder normale marktvoorwaarden zijn aangegaan. Van deze transacties wordt de aard en de omvang van de transactie en andere informatie die nodig is voor het verschaffen van het inzicht toegelicht.
Er hebben zich geen transacties met verbonden partijen voorgedaan op niet-zakelijke grondslag.
Belastingen
Vennootschapsbelasting (Vpb)
De ‘Wet modernisering vennootschapsbelastingplicht overheidsondernemingen’ is in werking getreden op 1 januari 2016. Deze wet bepaalt dat onderwijsinstellingen in beginsel Vpb-plichtig zijn. In de Wet is echter een specifieke vrijstelling opgenomen voor onderwijsinstellingen die bekostigd onderwijs verrichten en voldoen aan de in de wet opgenomen voorwaarden. De Hanzehogeschool Groningen heeft vastgesteld dat zij voldoet aan de voorwaarden om een beroep te kunnen doen op de onderwijsvrijstelling en is derhalve vrijgesteld van het doen van aangifte voor de Vpb.
Omzetbelasting (BTW)
Op grond van artikel 11 van de Wet Omzetbelasting is de Hanzehogeschool Groningen vrijgesteld van het heffen van BTW over het onderwijs. De relevante vrijstellingen die van toepassing zijn, luiden als volgt:
- Onderwijsvrijstelling (art. 11, lid 1, onderdeel o Wet OB);
- Koepelvrijstelling (art. 11, lid 1, onderdeel u Wet OB);
- Fondswervingsvrijstelling (art. 11, lid 1, onderdeel v Wet OB);
De onderwijsvrijstelling zorgt ervoor dat diverse soorten van onderwijs ‘en nauw daarmee samenhangende leveringen en diensten’ zonder btw kunnen worden verstrekt. Hierbij zijn drie categorieën te onderscheiden:
- het wettelijk geregeld onderwijs;
- het niet-wettelijk geregeld onderwijs (aangewezen onderwijs, zoals beroepsopleidingen);
- nauw met het (niet-)wettelijk geregeld onderwijs samenhangende leveringen en diensten.
Van wettelijk geregeld onderwijs is sprake indien het onderwijs is opgenomen in één van de onderwijswetten en onder toezicht staat van de inspectie van onderwijs of is onderworpen aan een ander toezicht door de minister die met zorg voor het desbetreffende onderwijs is belast.
Activiteiten die niet onder een vrijstelling vallen, worden met BTW in rekening gebracht bij de afnemer.
Doordat de activiteiten zijn vrijgesteld van BTW kan de BTW op de kosten die aan de Hanzehogeschool Groningen in rekening worden gebracht niet worden teruggekregen.
Grondslagen voor waardering van activa en passiva
Algemeen
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de stellige uitspraken van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, die uitgegeven is door de Raad voor de Jaarverslaggeving. Deze bepalingen zijn van toepassing op grond van de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs (WJZ/2007/50507) (RJ660).
De grondslagen die worden toegepast voor de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling zijn gebaseerd op historische kosten, tenzij anders vermeld in de verdere grondslagen. Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar de stichting zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Activa die hier niet aan voldoen worden niet in de balans verwerkt, maar worden aangemerkt als niet in de balans opgenomen activa. Een verplichting wordt in de balans verwerkt wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen die economische voordelen in zich bergen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Onder verplichtingen worden mede voorzieningen begrepen. Verplichtingen die hier niet aan voldoen worden niet in de balans opgenomen, maar worden verantwoord als niet in de balans opgenomen verplichtingen.
Een in de balans opgenomen actief of verplichting blijft op de balans als een transactie (met betrekking tot het actief of de verplichting) niet leidt tot een belangrijke verandering in de economische realiteit met betrekking tot het actief of de verplichting. Dergelijke transacties geven evenmin aanleiding tot het verantwoorden van resultaten. Bij de beoordeling of er sprake is van een belangrijke verandering in de economische realiteit wordt uitgegaan van de economische voordelen en risico's waarvan redelijkerwijze niet te verwachten is dat zij zich zullen voordoen. Een actief of verplichting wordt niet langer in de balans opgenomen indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle rechten op economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot het actief of de verplichting aan een derde zijn overgedragen. De resultaten van de transactie worden in dat geval direct in de staat van baten en lasten opgenomen, rekening houdend met eventuele voorzieingen die dienen te worden getroffen in samenhang met de transactie.
Indien de weergave van de economische realiteit ertoe leidt dat het opnemen van activa waarvan de rechtspersoon niet het juridisch eigendom bezit, wordt dit feit vermeld.
Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. De opbrengsten en kosten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.
In de balans, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht zijn referenties opgenomen. Met deze referenties wordt verwezen naar de toelichting.
Vergelijking met voorgaand jaar
De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar en volgen de per 1 januari 2008 ingevoerde Regeling Jaarverslaggeving onderwijs.
Financiële instrumenten
Financiële instrumenten omvatten investeringen in handels- en overige vorderingen, geldmiddelen, leningen en overige financieringsverplichtingen, handelsschulden en overige te betalen posten. In de jaarrekening zijn de volgende categorieën financiële instrumenten opgenomen: verstrekte leningen en overige vorderingen en overige financiële verplichtingen.
Financiële activa en financiële verplichtingen worden in de balans opgenomen op het moment dat contractuele rechten of verplichtingen ten aanzien van dat instrument ontstaan. Een financieel instrument wordt niet langer in de balans opgenomen indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle rechten op economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot de positie aan een derde zijn overgedragen.
Financiële instrumenten (en afzonderlijke componenten van financiële instrumenten) worden in de jaarrekening gepresenteerd in overeenstemming met de juridische realiteit van de contractuele bepalingen. Presentatie vindt plaats op basis van afzonderlijke componenten van financiële instrumenten als financieel actief, financiële verplichting of als eigen vermogen. Financiële instrumenten worden bij de eerste waardering verwerkt tegen reële waarde, waarbij (dis)agio en de direct toerekenbare transactiekosten in de eerste opname worden meegenomen. De reële waarde van een financieel instrument is het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en van elkaar onafhankelijk zijn.
Saldering van financiële instrumenten: Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als de stichting beschikt over een deugdelijk juridisch instrument om het financiële actief en de financiële verplichting gesaldeerd af te wikkelen en de stichting het stellige voornemen heeft om het saldo als zodanig netto of simultaan af te wikkelen.
Immateriële vaste activa
Immateriële vaste activa worden in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige voordelen die dat actief in zich bergt, zullen toekomen aan de Hanzehogeschool en de kosten van dat actief betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.
De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs, verminderd met cumulatieve afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingen. De uitgaven na eerste verwerking van een gekocht of zelf vervaardigd immaterieel vast actief worden toegevoegd aan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs als het waarschijnlijk is dat de uitgaven zullen leiden tot een toename van de verwachte toekomstige economische voordelen en de uitgaven en de toerekening aan het actief op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld. Als niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor activering worden de uitgaven verantwoord als kosten in de staat van baten en lasten. Voor het nog niet afgeschreven deel van de geactiveerde ontwikkelingskosten wordt een wettelijke reserve gevormd.
De grondslagen voor de vaststelling en verwerking van bijzondere waardeverminderingen zijn opgenomen onder Materiële Vaste Activa.
Ontwikkelingskosten
Ontwikkelingskosten worden geactiveerd voor zover deze betrekking hebben op commercieel haalbaar geachte projecten. De ontwikkeling van een immaterieel vast actief wordt commercieel haalbaar geacht als het technisch uitvoerbaar is om het actief te voltooien, de instelling de intentie heeft om het actief te voltooien en het vervolgens te gebruiken of te verkopen is (inclusief het beschikbaar zijn van adequate technische, financiële en andere middelen om dit te bewerkstelligen), de instelling het vermogen heeft om het actief te gebruiken of te verkopen, het waarschijnlijk toekomstige economische voordelen zal genereren en de uitgaven gedurende de ontwikkeling betrouwbaar zijn vast te stellen.
Ontwikkelingskosten worden gewaardeerd tegen vervaardigingsprijs, verminderd met cumulatieve afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingen. De vervaardigingsprijs omvat voornamelijk de salariskosten van het betrokken personeel; de geactiveerde kosten worden na beëindiging van de ontwikkelingsfase (actief gereed voor ingebruikname) afgeschreven over de verwachte gebruiksduur.
De afschrijving vindt plaats volgens de lineaire methode. De kosten voor onderzoek en de overige kosten voor ontwikkeling worden ten laste van het resultaat gebracht in de periode waarin deze zijn gemaakt.
De gehanteerde categorieën zijn (samen met de afschrijvingstermijnen en –percentages):
- Ontwikkelingskosten (website) 3-5 jaar (33,3% - 20%)
- Software 3-5 jaar (33,3% - 20%)
Materiële vaste activa
De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs plus bijkomende kosten (om de activa op hun plaats of in de staat te krijgen noodzakelijk voor het beoogde gebruik) of vervaardigingsprijs verminderd met de afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingen. Op terreinen wordt niet afgeschreven. De afschrijvingen worden berekend als een percentage over de aanschaffingsprijs volgens de lineaire methode op basis van de economische levensduur, rekening houdend met de eventuele restwaarde. Afschrijving start op het moment dat een actief beschikbaar is voor het beoogde gebruik en wordt beëindigd bij buitengebruikstelling of bij desinvestering. Afboekingen door verkoop, buitengebruikstelling of tenietgaan worden afzonderlijk vermeld. Onderstaande afschrijvingstermijnen worden als uitgangspunt gehanteerd, op basis van incidentele afwijkende inschatting van levensduur kan deze worden aangepast.
Onderhoudsuitgaven worden slechts geactiveerd als zij de gebruiksduur van het object verlengen en/of leiden tot toekomstige prestatie-eenheden met betrekking tot het object.
Buiten gebruik gestelde activa worden gewaardeerd tegen boekwaarde of lagere opbrengstwaarde.
Voor materiële vaste activa wordt op iedere balansdatum beoordeeld of er aanwijzingen zijn dat deze activa onderhevig zijn aan bijzondere waardeverminderingen. Als dergelijke indicaties aanwezig zijn, wordt de realiseerbare waarde van het actief geschat. De realiseerbare waarde is de hoogste van de bedrijfswaarde en de opbrengstwaarde.
Wanneer de boekwaarde van een actief hoger is dan de realiseerbare waarde, wordt een bijzonder waardeverminderingsverlies verantwoord voor het verschil tussen de boekwaarde en de realiseerbare waarde. Verder wordt op iedere balansdatum beoordeeld of er enige indicatie is dat een in eerdere jaren verantwoord bijzonder waardeverminderingsverlies is verminderd. Als een dergelijke indicatie aanwezig is, wordt de realiseerbare waarde van het betreffende actief geschat. Terugneming van een eerder verantwoord bijzonder waardeverminderingsverlies vindt alleen plaats als sprake is van een wijziging van de gehanteerde schattingen bij het bepalen van de realiseerbare waarde sinds de verantwoording van het laatste bijzonder waardeverminderingsverlies. In dat geval wordt de boekwaarde van het actief opgehoogd tot de geschatte realiseerbare waarde, maar niet hoger dan de boekwaarde die bepaald zou zijn (na afschrijvingen) als in voorgaande jaren geen bijzonder waardeverminderingsverlies voor het actief zou zijn verantwoord.
De gehanteerde categorieën zijn (samen met de afschrijvingstermijnen en –percentages):
- Gebouwen Casco/Afbouw 30 jaar (3,3%)
- Gebouwen: inbouw 15 jaar (6,7%)
- Gebouwen: investering in huurpanden 10 jaar (10,0%) of kortere huurtermijn
- Sportterreinvoorzieningen 10 jaar (10,0%)
- Overige terreinvoorzieningen 15-30 jaar (3,3%-6,7%)
- Bouwkundige voorzieningen en installaties 15 jaar (6,7%)
- Meubilair (inventaris) 7-12 jaar (8,3%-14,3%)
- Computerapparatuur 3-4 jaar (33,3%-25,0%)
- Audiovisuele apparatuur 4 jaar (25,0%)
- Medische apparatuur 10 jaar (10,0%)
- Industriële apparatuur 15 jaar (6,7%)
- Overige apparatuur 7 jaar (14,3%)
- Technische installaties ICT 7 jaar (14,3%)
- Technische installaties overig 15 jaar (6,7%)
- Transportmiddelen 7 jaar (14,3%)
Ontvangen subsidies die betrekking hebben op investeringen (materiële vaste activa) worden in mindering gebracht op de materiële vaste activa. Bij desinvesteringen worden deze ontvangen subsidies naar rato gedesinvesteerd.
Financiële vaste activa
Leningen u/g
Leningen worden verstrekt op basis van overeenkomsten waarin is vastgelegd op welke termijn de lening wordt afgelost, tegen welk rentepercentage geleend wordt en indien van toepassing, welke zekerheden er zijn verstrekt.
De onder financiële vaste activa opgenomen vorderingen worden initieel gewaardeerd tegen de reële waarde onder aftrek van transactiekosten (indien materieel). Vervolgens worden deze vorderingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.
Een financieel actief dat niet wordt gewaardeerd tegen (1) reële waarde met waardewijzigingen in de staat van baten en lasten of (2) geamortiseerde kostprijs of lagere marktwaarde, wordt op iedere verslagdatum beoordeeld om te bepalen of er objectieve aanwijzingen bestaan dat het actief een bijzondere waardevermindering heeft ondergaan. Een financieel actief wordt geacht onderhevig te zijn aan een bijzondere waardevermindering indien er objectieve aanwijzingen zijn dat na de eerste opname van het actief zich een gebeurtenis heeft voorgedaan die een negatief effect heeft op de verwachte toekomstige kasstromen van dat actief en waarvan een betrouwbare schatting kan worden gemaakt. Objectieve aanwijzingen dat financiële activa onderhevig zijn aan een bijzondere waardevermindering omvatten bijvoorbeeld het niet nakomen van betalingsverplichtingen en achterstallige betalingen door een debiteur en aanwijzingen dat een debiteur failliet zal gaan.
Voorraden
Voorraden worden gewaardeerd tegen kostprijs of lagere opbrengstwaarde. De kostprijs bestaat uit de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, vermeerderd met overige kosten om de voorraden op hun huidige plaats en in hun huidige staat te brengen. De opbrengstwaarde is gebaseerd op de meest betrouwbare schatting van het bedrag dat de voorraden maximaal zullen opbrengen, onder aftrek van nog te maken kosten.
Voorraden worden gewaardeerd met toepassing van de ‘first-in, first-out’ (Fifo)-methode.
Onderhanden projecten
De post Onderhanden projecten bestaat uit het saldo van gerealiseerde projectkosten en reeds gedeclareerde termijnen en/of ontvangen subsidies. Indien de gerealiseerde opbrengsten hoger zijn dan de gerealiseerde projectkosten van de totale onderhanden projecten, worden de onderhanden projecten verantwoord onder de kortlopende schulden. Indien de projectkosten lager zijn dan de opbrengsten worden de onderhanden projecten onder de vorderingen op de balans opgenomen. In de toelichting is een uitsplitsing opgenomen van het saldo van onderhanden projecten in enerzijds een positief bedrag betreffende contracten waarvan de waarde van het verrichte werk de gedeclareerde termijnen overtreft en anderzijds een negatief bedrag ingeval het totaal van de termijnen de waarde van het verricht werk overtreft.
In de waardering van onderhanden projecten worden de kosten die direct betrekking hebben op het project, zoals personeelskosten voor werknemers direct werkzaam aan het project, de kosten die toerekenbaar zijn aan projectactiviteiten in het algemeen en toewijsbaar zijn aan het project en andere kosten die vanuit de (subsidie-) overeenkomst aan de opdrachtgever kunnen worden toegerekend, begrepen.
Verwerking van de projectkosten in de staat van baten en lasten vindt plaats als de prestaties in het project worden geleverd en zijn gerealiseerd. Verwachte verliezen op onderhanden projecten worden onmiddellijk in de staat van baten en lasten verwerkt. Het bedrag van het verlies wordt bepaald ongeacht of het project reeds is aangevangen, het stadium van realisatie van het project of het bedrag aan bate dat wordt verwacht op andere, niet gerelateerde projecten.
Vorderingen
Vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode, verminderd met bijzondere waardeverminderingsverliezen. Voorzieningen wegens oninbaarheid worden in mindering gebracht op de boekwaarde van de vordering.
De looptijd van de vorderingen is < 1 jaar.
Vorderingen waartegenover ook een schuld staat in de vorm van vooruitontvangen bedragen, zijn gesaldeerd opgenomen in de balans voor zover toegestaan.
Liquide middelen
Liquide middelen bestaan uit kas, banktegoeden en direct opeisbare deposito’s met een looptijd korter dan twaalf maanden. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde. Indien liquide middelen niet ter vrije beschikking staan, wordt hiermee rekening gehouden bij de waardering.
Eigen vermogen
Het eigen vermogen van de Hanzehogeschool Groningen is opgebouwd uit de in het verleden behaalde resultaten. Andere mutaties in het eigen vermogen komen tot stand door stelselwijzigingen of door het opnemen van verbonden partijen. Het eigen vermogen bestaat uit algemene reserves en bestemmingsreserves en/of -fondsen. Hierin is tevens een segmentatie opgenomen naar publieke en private middelen.
De bestemmingsreserves zijn reserves met een beperktere bestedingsmogelijkheid, welke door het bestuur is aangebracht. De bestemmingsfondsen zijn reserves met een beperktere bestedingsmogelijkheid, welke door derden zijn aangebracht.
Het resultaat van het verslagjaar op het initieel onderwijs wordt toegevoegd aan de algemene reserve. Is een deel van het resultaat tot stand gekomen door activiteiten in projectvorm die nog niet zijn afgerond, dan wordt dat deel overgeheveld naar de bestemde reserve Projecten.
Voor een verdere toelichting op het vermogen wordt verwezen naar de toelichting op de balans.
Voorzieningen
Algemeen
Voorzieningen worden gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op de balansdatum bestaan als gevolg van een gebeurtenis uit het verleden, waarbij het waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is te schatten. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichtingen af te wikkelen, tenzij anders vermeld.
Voorzieningen wachtgeld
Voor zowel het wettelijke als het bovenwettelijke deel van de wachtgeldregeling is per balansdatum een voorziening getroffen. Deze voorzieningen zijn bepaald op basis van opgaven van de uitvoeringsinstellingen, rekening houdend met deelnamekans.
Voorziening jubilea
De voorziening jubilea wordt opgenomen voor verwachte lasten gedurende het dienstverband van de werknemers. Hierbij is rekening gehouden met indexatie, blijf- en deelnamekans en verdiscontering.
Voorziening WGA-WIA
Ter dekking van toekomstige lasten ingevolge de wet integratie gedeeltelijk arbeidsgeschikten is een voorziening opgenomen. De voorziening is bepaald op basis van het ziekenbestand en verdisconteerd.
Voorziening DI-WS
Ter dekking van toekomstige lasten ingevolge de vanuit de cao toepasbare regelingen rondom duurzame inzetbaarheid en werktijdvermindering senioren is een voorziening opgenomen. De voorziening is bepaald op basis van beste schatting, gebaseerd op verwachte aanmeldingen voor de regeling, leeftijd en blijfkans.
Overige voorzieningen
Onder de overige voorzieningen is een voorziening getroffen voor de regeling IPP. Deze voorziening is gebaseerd op historische deelname van studenten aan deze opleiding en de inschatting van het aantal studenten dat aanspraak zal maken op deze coulance-regeling.
Langlopende schulden
Langlopende schulden worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde. Transactiekosten die direct zijn toe te rekenen aan de verwerving van de langlopende schulden worden in de waardering bij eerste verwerking opgenomen. Langlopende schulden worden na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, zijnde het ontvangen bedrag rekening houdend met agio of disagio en onder aftrek van transactiekosten.
Het verschil tussen de bepaalde boekwaarde en de uiteindelijke aflossingswaarde wordt op basis van de effectieve rente gedurende de geschatte looptijd van de schulden in de staat van baten en lasten als interestlast verwerkt.
Kortlopende schulden
Onder kortlopende schulden zijn de bedragen ondergebracht die nog betrekking hebben op het verslagjaar maar op balansdatum nog niet zijn betaald en bedragen die zijn ontvangen in of voor het verslagjaar en aan opvolgende jaren moeten worden toegekend.
Kortlopende schulden worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde. Kortlopende schulden worden na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, zijnde het ontvangen bedrag rekening houdend met agio of disagio en onder aftrek van transactiekosten. Dit is meestal de nominale waarde.
Grondslagen voor bepaling van het resultaat
Algemeen
Het saldo van de baten en lasten is tot stand gekomen met inachtneming van de volgende beginselen:
- Toerekeningsbeginsel: baten en lasten worden toegerekend aan dat jaar waar ze betrekking op hebben, hierbij wordt ervan uitgegaan dat onderwijstaken gelijkmatig over het jaar zijn verdeeld.
- Realisatiebeginsel: winsten worden genomen voor zover zij in het verslagjaar zijn gerealiseerd.
- Voorzichtigheidsbeginsel: verliezen of risico’s worden opgenomen voor zover zij bekend zijn geworden vóór het opmaken van de jaarrekening.
Begroting
De Hanzehogeschool Groningen werkt met een planning- en controlcyclus op studiejaar en daarmee ook met een begroting op studiejaar. Een studiejaar loopt van september t/m augustus. De begroting zoals opgenomen in de kalenderjaarrekening is derhalve een rekenkundige samenvoeging van 8/12 studiejaar X en 4/12 studiejaar X+1.
Baten
Rijksbijdragen OCW
De baten die in een verslagjaar zijn ontvangen van het ministerie van OCW worden in totaliteit verantwoord en zijn gebaseerd op de meest recent verschenen rijksbijdragebrieven. De rijksbijdragebrief van december is feitelijk de definitieve toekenning over een kalenderjaar. Eventuele mutaties op de rijksbijdrage worden toegerekend aan het betreffende kalenderjaar en werken volledig door in de studiejaarrekening over de periode september jaar 2020 t/m augustus jaar 2021.
Collegegelden
De collegegelden worden toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben.
Werk i.o.v. derden
Opbrengsten uit het verlenen van diensten worden verantwoord naar rato van de geleverde prestaties, gebaseerd op de verrichte diensten tot aan de balansdatum in verhouding tot de in totaal te verrichten diensten. Zie tevens de grondslagen met betrekking tot Onderhanden projecten.
Overige baten
Overige baten bestaan uit baten uit verhuur, detachering en overige. De baten worden verantwoord als het waarschijnlijk is dat deze worden ontvangen en de instelling de condities voor ontvangst kan aantonen. Indien het resultaat van een bepaalde opdracht tot dienstverlening niet op betrouwbare wijze kan worden bepaald, worden de opbrengsten verwerkt tot het bedrag van de kosten van de dienstverlening die worden gedekt door de opbrengsten.
Exploitatiesubsidies worden als bate verantwoord in de staat van baten en lasten in het jaar waarin de gesubsidieerde kosten zijn gemaakt of opbrengsten zijn gederfd, of wanneer een gesubsidieerd exploitatietekort zich heeft voorgedaan.
Huuropbrengsten uit vastgoedbeleggingen worden lineair in de staat van baten en lasten opgenomen op basis van de duur van de huurovereenkomst. Vergoedingen ter stimulering van het sluiten van huurovereenkomsten worden als integraal deel van de totale huuropbrengsten verwerkt.
Personeelsbeloningen
Periodiek betaalbare beloningen
Lonen, salarissen en sociale lasten worden op grond van de arbeidsvoorwaarden verwerkt in de staat van baten en lasten verantwoord in de periode waarin de arbeidsprestatie wordt verricht en, voor zover nog niet uitbetaald, als verplichting op de balans opgenomen. Als de reeds betaalde bedragen de verschuldigde beloningen overtreffen, wordt het meerdere opgenomen als een overlopend actief voor zover er sprake zal zijn van terugbetaling door het personeel of van verrekening met toekomstige betalingen door de stichting.
Voor de beloningen met opbouw van rechten (bijvoorbeeld sabbatical leave) worden de verwachte lasten gedurende het dienstverband in aanmerking genomen. Een verwachte vergoeding wordt verantwoord indien de verplichting tot betaling van die vergoeding is ontstaan op of vóór balansdatum en een betrouwbare schatting van de verplichtingen kan worden gemaakt. Ontvangen bijdragen voortvloeiend uit levensloopregelingen worden in aanmerking genomen in de periode waarover deze bijdragen zijn verschuldigd. Toevoegingen aan en vrijval van verplichtingen worden ten laste respectievelijk ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht.
Indien een beloning wordt betaald, waarbij geen rechten worden opgebouwd (bijvoorbeeld doorbetaling in geval van ziekte of arbeidsongeschiktheid) worden de verwachte lasten verantwoord in de periode waarover deze beloning is verschuldigd. Voor op balansdatum bestaande verplichtingen tot het in de toekomst doorbetalen van beloningen (inclusief ontslag aan personeelsleden die op balansdatum naar verwachting blijvend geheel of gedeeltelijk niet in staat zijn om werkzaamheden te verrichten door ziekte of arbeidsongeschiktheid) wordt een voorziening opgenomen.
De verantwoorde verplichting betreft de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de desbetreffende verplichting op balansdatum af te wikkelen. De beste schatting is gebaseerd op contractuele afspraken met personeelsleden (CAO en individuele arbeidsovereenkomsten). Toevoegingen aan en vrijval van verplichtingen worden ten laste respectievelijk ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht.
Ontslagvergoedingen
Ontslagvergoedingen zijn vergoedingen die worden toegekend in ruil voor de beëindiging van het dienstverband. Een uitkering als gevolg van ontslag wordt als verplichting en als last verwerkt als de instelling zich aantoonbaar onvoorwaardelijk heeft verbonden tot betaling van een ontslagvergoeding. Ontslagvergoedingen worden gewaardeerd op basis van de beste schatting van de bedragen welke noodzakelijk zijn om de verplichting af te wikkelen.
Pensioenen
Uitgangspunt is dat de in de verslagperiode te verwerken pensioenlast gelijk is aan de over die periode aan de pensioenuitvoerder verschuldigde pensioenpremies. Voor zover de verschuldigde premies op balansdatum nog niet zijn voldaan, wordt hiervoor een verplichting opgenomen.
Indien op basis van de uitvoeringsovereenkomst met betrekking tot een pensioenregeling per balansdatum een verplichting bestaat, wordt een voorziening gevormd als het waarschijnlijk is dat de aanwending van een maatregelenpakket, dat nodig is voor het herstel van de per balansdatum bestaande dekkingsgraad, zal leiden tot een uitstroom van middelen en de omvang daarvan betrouwbaar kan worden geschat.
Verder wordt op balansdatum een voorziening opgenomen voor bestaande additionele verplichtingen ten opzichte van het fonds en de werknemers, indien het waarschijnlijk is dat voor de afwikkeling van die verplichtingen een uitstroom van middelen zal plaatsvinden en de omvang van de verplichtingen betrouwbaar kan worden geschat. Het al dan niet bestaan van additionele verplichtingen wordt beoordeeld aan de hand van de uitvoeringsovereenkomst met het fonds, de pensioenovereenkomst met de werknemers en andere (expliciete of impliciete) toezeggingen aan de werknemers. De voorziening wordt gewaardeerd tegen de beste schatting van de contante waarde van de bedragen die noodzakelijk zijn om de verplichtingen op balansdatum af te wikkelen.
Financiële baten en lasten
Rentebaten worden verantwoord in de periode waartoe zij behoren, rekening houdend met de effectieve rentevoet van de desbetreffende actiefpost. Rentelasten en soortgelijke lasten worden verantwoord in de periode waartoe zij behoren.
Toelichting op de balans
1. Activa
Vaste activa
1.1 Immateriële vaste activa
De mutaties in de immateriële vaste activa worden als volgt weergegeven:
(bedragen x € 1.000,-)
| Totaal IMVA | 1.1.1 Ontwikkeling en software | |||
|---|---|---|---|---|
| stand per 31-12-2020 | ||||
| verkrijgingen | 7.642 | 7.642 | ||
| cum.afschrijvingen | 6.777 | 6.777 | ||
| boekwaarde | 865 | 865 | ||
| mutaties 2021 | ||||
| investeringen | 822 | 822 | ||
| desinvesteringen | 1066 | 1066 | ||
| afschrijvingen | 599 | 599 | ||
| afschr desinvesteringen | 1.066 | 1.066 | ||
| 223 | 223 | |||
| stand per 31-12-2021 | ||||
| verkrijgingen | 7.397 | 7.397 | ||
| afschrijvingen | 6.309 | 6.309 | ||
| boekwaarde | 1.088 | 1.088 |
Toelichting:
De immateriële vaste activa heeft betrekking op diverse softwaresystemen (waaronder Osiris, AFAS, PowerBI, VMware) en ontwikkeling van de website Hanze.nl en de Nieuwe Leer-Werkplek. In verband met de aanschaf van het softwarepakket AFAS zijn andere pakketten buiten gebruik gesteld. Deze pakketten hebben geen boekwaarde en zijn in 2021 gedesinvesteerd.
1.2 Materiële vaste activa
De mutaties in de materiële vaste activa worden als volgt weergegeven:
(bedragen x € 1.000,-)
| Totaal MVA | 1.2.1.1 Gebouwen | 1.2.1.2 Terreinen | 1.2.2.1 Inventaris | 1.2.2.2 Apparatuur | 1.2.3 Vervoer- middelen |
1.2.4 MVA in uitvoering |
|
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| stand per 31-12-2020 | |||||||
| verkrijgingen | 336.024 | 227.895 | 21.698 | 25.535 | 51.036 | 275 | 9.584 |
| cum.afschrijvingen (-/-) | 194.925 | 135.370 | 4.454 | 17.917 | 36.998 | 186 | 0 |
| boekwaarde | 141.099 | 92.525 | 17.244 | 7.618 | 14.038 | 89 | 9.584 |
| mutaties 2021 | |||||||
| investeringen | 30.423 | 24.370 | 337 | 1.381 | 4.329 | 5 | 0 |
| desinvesteringen (-/-) | 2 | 0 | 0 | 0 | 2 | 0 | 0 |
| overboeking | -2.253 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | -2.253 |
| afschrijvingen (-/-) | 16.668 | 9.781 | 459 | 1.154 | 5.245 | 29 | 0 |
| cum.afschr desinvesteringen | 1 | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 | |
| 11.501 | 14.590 | -121 | 227 | -916 | -25 | -2.253 | |
| stand per 31-12-2021 | |||||||
| verkrijgingen | 364.192 | 252.266 | 22.036 | 26.916 | 55.363 | 279 | 7.332 |
| Cum. afschrijvingen (-/-) | 211.592 | 145.151 | 4.913 | 19.071 | 42.242 | 215 | 0 |
| boekwaarde | 152.600 | 107.115 | 17.123 | 7.845 | 13.122 | 64 | 7.332 |
Toelichting:
Door de Hanzehogeschool wordt op iedere balansdatum beoordeeld of er aanwijzingen zijn dat een vast actief aan een bijzondere waardevermindering onderhevig kan zijn. Indien dergelijke indicaties aanwezig zijn, wordt de realiseerbare waarde van het actief vastgesteld. Een bijzonder-waardeverminderingsverlies wordt direct als last verwerkt in de staat van baten en lasten onder gelijktijdige verlaging van de boekwaarde van het betreffende actief. Over het verslagjaar is bijzondere waardevermindering niet van toepassing.
De investeringen in gebouwen en terreinen hebben over het boekjaar met name betrekking op de realisatie van de nieuw- en verbouw van Zp7 (m€22,4).
Investeringen in inventaris hebben voornamelijk betrekking op aanschaf van meubilair.
Investeringen in apparatuur hebben voornamelijk betrekking op computerapparatuur ICT en infrastructuur ICT.
Voor de toekomstige kosten van groot onderhoud aan de bedrijfsgebouwen is geen voorziening voor groot onderhoud gevormd. De kosten van groot onderhoud worden conform de componentenmethode geactiveerd onder de materiele vaste activa.
Het saldo op 'MVA in uitvoering' heeft betrekking op lopende investeringsprojecten en omvat met name nieuwbouw Zernikeplein 7 (m€3).
De panden aan het Zernikeplein (hoofdgebouw met Van Olsttoren, Van Doorenveste, Willem-Alexander Sportcentrum, Marie Kamphuisborg) en aan de Petrus Driessenstraat (Wiebengacomplex) zijn hypothecair bezwaard. Het recht op eerste hypotheek is verleend aan de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën).
1.3 Financiële vaste activa
De mutaties in de financiële vaste activa worden als volgt weergegeven:
(bedragen x € 1.000,-)
| Boekwaarde 31-12-2020 | Investeringen en verstrekte leningen | Desinvest. en afgeloste leningen | Vord. kortlopend | Boekwaarde 31-12-2021 | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 1.3.1 | Overige leningen u/g | ||||||||
| Unica Installatiegroep BV | 167 | 0 | 167 | 0 | 0 | ||||
| 1.3.2 | Waarborgsommen en bankgaranties | 76 | 0 | 0 | 0 | 76 | |||
| Totaal financiële vaste activa | 242 | 0 | 167 | 0 | 76 |
Toelichting:
In verband met de investering in energievoorzieningen (warmte-koude-opslag) voor het Economiegebouw is in 2006 een geldlening verstrekt aan Unica ten bedrage van K€ 354. Aanvullend op deze overeenkomst is eind 2007 voor het Willem-Alexander Sportcentrum (Zernikeplein 17) een lening aan Unica van K€ 564 verstrekt. De investeringen hadden een educatief karakter en zijn in 2021 voor de resterende boekwaarde volledig afgelost.
De vermeldde bankgaranties hebben betrekking op garanties verstrekt bij het aangaan van huurovereenkomsten.
Vlottende Activa
1.4 Voorraden
(bedragen x € 1.000,-)
| 31-12-21 | 31-12-20 | |||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 1.4.1 | Gebruiksgoederen | |||||||
| Magazijngoederen/kantoorbenodigdheden | 452 | 424 | ||||||
| Totaal voorraden | 452 | 424 |
Toelichting:
Onder de voorraden zijn tevens opgenomen de geregistreerde verbruiksmiddelen chemicalien.
1.5 Vorderingen
(bedragen x € 1.000,-)
| 31-12-21 | 31-12-20 | |||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 1.5.1 | Debiteuren | 1.909 | 3.920 | |||||
| 1.5.2 | Studenten | 115 | 253 | |||||
| 1.5.3 | Overige vorderingen | 1.928 | 687 | |||||
| 1.5.4 | Overlopende activa | 2.988 | 3.473 | |||||
| Totaal vorderingen | 6.939 | 8.333 |
Toelichting:
In de vorderingen op debiteuren en studenten zijn voorzieningen voor oninbaarheid opgenomen van respectievelijk K€ 10,5 en K€ 122. Deze bedragen hebben betrekking op vorderingen met een looptijd langer dan 1 jaar.
Onder de debiteuren per 31-12-2020 was een vordering opgenomen op de NAM ter hoogte van M€ 2,9; deze is in het begin van 2021 voldaan. Per 31-12-2021 staat er een nieuwe vordering op NAM open voor een aanzienlijk lager bedrag van K€ 740. Dit verklaart grotendeels het verschil tussen 2020 en 2021.
De saldi vermeld onder de overlopende activa hebben met name betrekking op transitorische posten, kosten betaald in het huidige boekjaar en betrekking hebbend op het komende boekjaar.
1.6 Liquide middelen
(bedragen x € 1.000,-)
| 31-12-21 | 31-12-20 | |||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 1.6.1 | Banken | 89.136 | 63.832 | |||||
| 1.6.2 | Kasmiddelen | 27 | 22 | |||||
| Totaal liquide middelen | 89.162 | 63.854 |
Toelichting:
Een nadere toelichting op de mutaties binnen de Liquide middelen is te vinden in het kasstroomoverzicht. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van de instelling.
2. Passiva
2.1 Eigen vermogen
2.1.1 Voorstel resultaatbestemming
Het resultaat van de Hanzehogeschool Groningen over het jaar 2021 bedraagt K€ 20.130. Voorgesteld wordt om het resultaat als volgt te verdelen:
| Dotatie algemene reserve (publiek) | 21.535 | ||
| Onttrekking algemene reserve (privaat) | -1.250 | ||
| Onttrekking bestemmingsreserve (huisvesting) | -155 | ||
| Resultaat | 20.130 | ||
2.1.2. Verloopoverzicht
(bedragen x € 1.000,-)
| Bestemming resultaat 2020 | Saldo 31-12-2020 |
Bestemming resultaat 2021 | Overige mutaties | Saldo 31-12-2021 |
||
|---|---|---|---|---|---|---|
| Algemene reserve (publiek) | 7.855 | 70.922 | 21.535 | 114 | 92.571 | |
| Algemene reserve (privaat) | 467 | 5.935 | -1.250 | 0 | 4.685 | |
| Subtotaal algemene reserve | 8.322 | 76.857 | 20.285 | 114 | 97.256 | |
| Bestemmingsreserves (publiek) | ||||||
| Reserve huisvestingsbeleid | -336 | 155 | -155 | 0 | 0 | |
| Subtotaal bestemmingsreserves (publiek) | -336 | 155 | -155 | 0 | 0 | |
| Totaal eigen vermogen | 7.986 | 77.012 | 20.130 | 114 | 97.256 |
Toelichting:
De algemene reserve privaat heeft betrekking op de cumulatieve resulaten op contractactiviteiten van de Stichting Hanzehogeschool waarbij private middelen zijn betrokken.
Bestemmingsreserve huisvestingsbeleid: In 2013 is een bedrag van M€ 3,1 onttrokken aan de Algemene reserve en toegevoegd aan deze bestemmingsreserve. Deze heeft betrekking op het uit te voeren nieuwbouwprogramma over de jaren 2015-2021. Jaarlijks is naar rato van de voortgang van het programma een deel van de bestemmingsreserve afgebouwd, per 31-12-2021 is het saldo € 0.
Onder de Overige mutaties heeft een eenmalige correctie op het eigen vermogen plaatsgevonden.
2.2 Voorzieningen
| Mutaties | |||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| saldo 31-12-2020 |
Dotaties 2021 | Onttrekkingen 2021 | Vrijval 2021 |
saldo 31-12-2021 |
|||
| 2.2.1 | Personeelsvoorzieningen | ||||||
| Wachtgelden wettelijk | 843 | 868 | -872 | -198 | 642 | ||
| Wachtgelden bovenwettelijk | 1.850 | 792 | -792 | -356 | 1.495 | ||
| Voorziening jubilea | 924 | 777 | -129 | 0 | 1.572 | ||
| Voorziening WGA-WIA | 610 | 1.186 | -321 | 0 | 1.474 | ||
| Voorziening DI | 1.353 | 0 | 0 | -360 | 993 | ||
| Voorziening WS | 6.972 | 3.787 | -2.030 | 0 | 8.729 | ||
| Subtotaal personeelsvoorzieningen | 12.552 | 7.410 | -4.143 | -914 | 14.904 | ||
| 2.2.2 | Overige voorzieningen | ||||||
| Voorziening coulanceregeling IPP | 0 | 500 | 0 | 0 | 500 | ||
| Subtotaal overige voorzieningen | 0 | 500 | 0 | 0 | 500 | ||
| Totaal voorzieningen | 12.552 | 7.910 | -4.143 | -914 | 15.404 |
| Kortlopend deel <1 jaar | Langlopend deel >1 jaar | saldo 31-12-2021 |
|||
|---|---|---|---|---|---|
| Personeelsvoorzieningen | |||||
| Wachtgelden wettelijk | 298 | 343 | 642 | ||
| Wachtgelden bovenwettelijk | 177 | 1.317 | 1.495 | ||
| Voorziening jubilea | 75 | 1.497 | 1.572 | ||
| Voorziening WGA-WIA | 285 | 1.189 | 1.474 | ||
| Voorziening DI | 596 | 397 | 993 | ||
| Voorziening WS | 2.291 | 6.438 | 8.729 | ||
| Subtotaal personeelsvoorzieningen | 3.723 | 11.182 | 14.904 |
Toelichting:
De voorzieningen Wachtgelden wettelijk en bovenwettelijk alsmede WGA-WIA zijn opgenomen conform opgaaf van uitvoerders. Daar waar individuele onttrekkingen aan voorzieningen niet specificeerbaar zijn, is het saldo van dotaties en onttrekkingen vermeld onder Dotaties.
De voorziening DI wordt lineair afgebouwd in de komende twee jaar, dit als gevolg van het beëindigen van de spaar-mogelijkheid.
De voorziening WS is in 2021 verder toegenomen als gevolg van een stijgend deelnamepercentage.Verwachting is dat de deelname aan de WS regeling in de komende jaren verder zal toenemen vanwege vergrijzing binnen de populatie. Aan de andere kant zal de uitstroom toenemen waardoor de hoogte van de voorziening zich zal stabiliseren.
Bij het vasstellen van de voorziening jubilea wordt nu een generieke berekeningmethodiek binnen het onderwijs gevolgd waardoor de voorziening is toegenomen. In deze methodiek zijn met name de blijfkansen en contante waarde-methode herijkt.
Onder de overige voorzieningen is per ulimo kalenderjaar een voorziening opgenomen ten behoeve van een begin 2022 opengestelde coulanceregeling voor in eerdere jaren onterecht geincasseerde aanvullende collegegelden.
2.3 Langlopende schulden
(bedragen x € 1.000,-)
| Bedrag 31-12-20 |
Aangegane leningen o/g | Aflossingen 2021 |
Schulden kt | Stand 31-12-2021 |
|||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 2.3.1 | Kredietinstellingen (bouwleningen) | ||||||
| Lening 1 ministerie van Financiën | 13.000 | 0 | 0 | 0 | 13.000 | ||
| Lening 2 ministerie van Financiën | 37.743 | 0 | 0 | 2.903 | 34.840 | ||
| Lening 3 ministerie van Financiën | 0 | 10.000 | 0 | 400 | 9.600 | ||
| Totaal langlopende schulden | 50.743 | 10.000 | 0 | 3.303 | 57.440 |
| Stand 31-12-2021 |
Looptijd > 1 jaar |
Looptijd > 5 jaar |
Rentevoet | |||
|---|---|---|---|---|---|---|
| Kredietinstellingen (bouwleningen) | ||||||
| Lening 1 ministerie van Financiën | 13.000 | 13.000 | 0 | 4,05% | ||
| Lening 2 ministerie van Financiën | 34.840 | 34.840 | 26.130 | 0,68% | ||
| Lening 3 ministerie van Financiën | 9.600 | 9.600 | 8.000 | 0,10% | ||
| Totaal langlopende schulden | 57.440 | 57.440 | 34.130 |
Toelichting:
In april 2005 zijn nieuwe leningen aangegaan bij het ministerie van Financiën. Zekerheden zijn destijds verstrekt in de vorm van een eerste hypotheekrecht op enkele panden. Ook is vanaf 2005 een start gemaakt met het 'schatkistbankieren' waarbij er een rekening courant verhouding is tussen de Hanzehogeschool Groningen en het ministerie. Dagelijks worden de saldi van de bankrekeningen vereffend. Looptijd lening 1 is tot 2025, met aflossing van de resterende M€ 13. De oorspronkelijke lening was groot M€ 39,5.
In november 2017 is lening 2 aangevraagd en verstrekt door het ministerie van Financiën. De hoofdsom van deze lening bedraagt M€ 43,5 en kent een looptijd tot december 2034. Aflossing op deze lening vindt met ingang van december 2020 jaarlijks plaats voor een bedrag van M€ 2,9. Dit deel van de lening wordt derhalve in dit overzicht geplaatst onder Schulden kt.
In maart 2021 is lening 3 verstrekt door het ministerie van Financiën. De hoofdsom van deze lening bedraagt M€ 10 en kent een looptijd van 25 jaar. Aflossing op deze lening vindt met ingang van februari 2022 jaarlijks plaats voor een bedrag van M€ 0,4. Dit deel van de lening wordt derhalve in dit overzicht geplaatst onder Schulden kt. Deze lening 3 betreft een herfinanciering van een eerdere lening van M€ 10, welke in december 2020 is afgelost.
Middels een hypothecaire akte in februari 2021 is een eerste hypotheekrecht verstrekt aan de Staat der Nederlanden, waarin tevens opgenomen het eerder verstrekte recht vanuit zowel 2005 als 2017.
2.4 Kortlopende schulden
(bedragen x € 1.000,-)
| 31-12-21 | 31-12-20 | |||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 2.4.1 | Onderhanden projecten i.o.v. derden | |||||||
| Subsidieprojecten | 12.293 | 11.321 | ||||||
| Projecten contractonderwijs en contractonderzoek | 291 | 374 | ||||||
| 12.584 | 11.695 | |||||||
| 2.4.2 | Crediteuren | 4.730 | 2.045 | |||||
| 2.4.2 | Onderhanden werk i.o.v. derden | |||||||
| 2.4.3 | Belastingen en premies sociale verzekeringen | |||||||
| Loonheffingen | 9.235 | 8.632 | ||||||
| Omzetbelasting | 246 | 187 | ||||||
| 9.481 | 8.819 | |||||||
| 2.4.4 | Schulden inzake pensioenen | 3.299 | 2.817 | |||||
| 2.4.5 | Kredietinstellingen | 3.303 | 2.903 | |||||
| 2.4.6 | Overige kortlopende schulden | 5.289 | 4.222 | |||||
| 2.4.7 | Overlopende passiva | |||||||
| Vooruitontvangen collegegelden | 16.541 | 27.281 | ||||||
| Subsidies OCW | 1.854 | 783 | ||||||
| Vooruitontvangen OCW | 5.600 | 0 | ||||||
| Vakantiegeld | 6.765 | 6.447 | ||||||
| Vakantiedagen | 6.025 | 5.859 | ||||||
| Salarissen | 84 | 0 | ||||||
| Vooruitontvangen bedragen | 4.660 | 1.637 | ||||||
| 41.530 | 42.008 | |||||||
| Totaal kortlopende schulden | 80.216 | 74.509 | ||||||
Toelichting:
De onderhanden projecten i.o.v. derden is per balansdatum gesaldeerd opgenomen en vormt per 31-12-2021 een schuld. De projectopbrengsten worden verantwoord bij ontvangst van de gelden. Middels de onderhanden projecten boekingen worden opbrengsten en kosten binnen de projectperiode aan elkaar toegerekend.
Onder 2.4.5 Kredietinstellingen zijn de aflossingsverplichting opgenomen van de langlopende leningen, welke een looptijd hebben korter dan 1 jaar.
Onder de Overige kortlopende schulden is een diversiteit aan kosten opgenomen welke betrekking hebben op het afgelopen jaar echter nog niet zijn gefactureerd door de betreffende leveranciers.
Het saldo Vooruitontvangen OCW betreft het verschil tussen de op balansdatum ontvangen Rijksbijdragen over 2021 en de baten toegerekend aan het kalenderjaar 2021. Het verschil is te verklaren door het deel van de ontvangen en nog niet uitgegeven NPO-middelen welke als niet-normatieve rijksbijdrage zijn aangemerkt.
De vooruitontvangen collegegelden zijn per ultimo 2021 substantieel lager dan voorgaand jaar. Dit is een effect van de COVID-19 maatregel "halvering collegegelden".
Verloopoverzicht subsidieprojecten
(bedragen x €1.000,-)
| 2021 | 2020 | ||||
|---|---|---|---|---|---|
| Gerealiseerde projectbestedingen | -70.726 | -52.815 | |||
| Toegerekende baten | - | - | |||
| Af: Ontvangen bedragen | 83.019 | 64.136 | |||
| Voorziening te verwachten verliezen | - | - | |||
| Totaal onderhanden projecten | 12.293 | 11.321 | |||
| Waarde van verricht werk < ontvangen bedragen | 16.949 | 15.655 | |||
| Waarde van verricht werk > ontvangen bedragen | -4.656 | -4.334 | |||
| Totaal subsidieprojecten | 12.293 | 11.321 |
Toelichting:
De positie van onderhanden projecten contractonderwijs en contractonderzoek is beperkt ten opzichte van de positie van subsidieprojecten. Hierdoor is geen aanvullend verloopoverzicht voor deze contractactiviteiten opgenomen.
De in het boekjaar in de staat van baten en lasten verwerkte opbrengsten uit onderhanden projecten bedragen K€ 17.422.
Van de op balansdatum openstaande onderhanden projecten bedraagt het cumulatief totaal van tot dan toe verantwoorde opbrengsten K€ 81.558. Er is geen sprake van ingehouden bedragen op betalingen van termijnfacturen.
Overzicht verbonden partijen
Beslissende zeggenschap (stichting of vereniging)
| Jur. Vorm |
Statutaire zetel |
Code activiteiten |
Eigen vermogen 31-12-21 |
Resultaat 2021 | Verklaring art. 2:403 BW | Consolidatie ja/nee | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Stichting de Groot Brugmans | stichting | Groningen | 4 | nnb | nnb | N | N |
| Stichting Hanze University Foundation | stichting | Groningen | 4 | nnb | nnb | N | N |
| Totaal | 0 | 0 |
Als verbonden partij worden aangemerkt alle rechtspersonen waarover overheersende zeggenschap, gezamenlijke zeggenschap of invloed van betekenis kan worden uitgeoefend. Ook rechtspersonen die overwegende zeggenschap kunnen uitoefenen worden aangemerkt als verbonden partij.
| Juridische vorm |
Statutaire zetel |
Code activiteiten |
||
|---|---|---|---|---|
| Stichting Peter de Grote Festival | stichting | Groningen | 4 | |
| Stichting de Makarov Prelude | stichting | Groningen | 4 | |
| Stichting Haydn Muziek Festival | stichting | Groningen | 4 | |
| Stichting RenQi | stichting | Groningen | 4 | |
| Stichting Mariene Wetlands Studies | stichting | Groningen | 4 | |
| Stichting Bedrijvenkring Vastgoed | stichting | Groningen | 4 | |
| Stichting Groningen Confucius Institute | stichting | Groningen | 4 | |
| Stichting New Energy Coalition | stichting | Groningen | 4 | |
| Stichting Building | stichting | Groningen | 4 | |
| Stichting Vita Roden | stichting | Groningen | 4 |
Overzicht geoormerkte doelsubsidies OCW (2.4.7)
Model G1 Verantwoording van subsidies zonder verrekeningsclausule
| Omschrijving | Kenmerk | Datum | De activiteiten zijn ultimo verslagjaar conform de subsidiebeschikking geheel uitgevoerd en afgerond |
|---|---|---|---|
| Regionale aanpak lerarentekort | RAP20029 | 30-apr-20 | Nee |
| Regionale aanpak lerarentekort | RAP20038 | 30-apr-20 | Nee |
| Extra hulp voor de klas | COHO21-20012 | 4-aug-21 | Ja |
| Studieverlof | 1166193-01 | 20-jul-21 | Nee |
| Studieverlof | 1177541-01 | 20-jul-21 | Nee |
| Studieverlof | 1179285-01 | 20-jul-21 | Nee |
| Studieverlof | 1191122-01 | 21-dec-21 | Nee |
Model G2 Verantwoording van subsidies met verrekeningsclausule
G2.A Subsidies die uitsluitend mogen worden aangewend voor het doel waarvoor de subsidie is verstrekt, aflopend per ultimo verslagjaar
| Omschrijving | Kenmerk | Datum | Bedrag van de toewijzing | Ontvangen t/m vorige verslagjaar | Totale subsidiabele kosten t/m vorig verslagjaar |
|---|---|---|---|---|---|
| Coronabanen in het hoger onderwijs | COHO210013 | 13-apr-21 | 524.000 | 0 | 0 |
| Totaal | 524.000 | 0 | 0 |
| Omschrijving | Kenmerk | Datum | Saldo per 1-jan verslag jaar | Ontvangen in verslag jaar | Subsidiabele kosten in verslagjaar | Te verrekenen per 31-dec verslagjaar |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Coronabanen in het hoger onderwijs | COHO210013 | 13-apr-21 | 0 | 524.000 | 0 | 524.000 |
| Totaal | 0 | 524.000 | 0 | 524.000 |
G2.B Doorlopend tot in een volgend verslagjaar
| Omschrijving | Kenmerk | Datum | Bedrag van de toewijzing | Ontvangen t/m vorige verslagjaar | Totale subsidiabele kosten t/m vorig verslagjaar |
|---|---|---|---|---|---|
| Doorstroom mbo-hbo 2017 | DHBO17011 | 23-okt-17 | 196.726 | 196.726 | 165.511 |
| Doorstroom mbo-hbo 2018 | DHBO18013 | 15-mrt-18 | 199.223 | 199.223 | 153.981 |
| Doorstroom mbo-hbo 2019 | DHBO19005 | 30-okt-18 | 199.830 | 199.830 | 45.079 |
| Totaal | 595.779 | 595.779 | 364.571 |
| Omschrijving | Kenmerk | Datum | Saldo per 1-jan verslagjaar | Ontvangen in verslagjaar | Subsidiabele kosten in verslagjaar | Saldo per 31-dec verslagjaar |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Doorstroom mbo-hbo 2017 | DHBO17011 | 23-okt-17 | 31.215 | 0 | 14.796 | 16.419 |
| Doorstroom mbo-hbo 2018 | DHBO18013 | 15-mrt-18 | 45.242 | 0 | 19.670 | 25.572 |
| Doorstroom mbo-hbo 2019 | DHBO19005 | 30-okt-18 | 154.751 | 0 | 71.031 | 83.720 |
| Totaal | 231.208 | 0 | 105.497 | 125.711 |
Kengetallen
| Kengetallen | 31-12-2021 | 31-12-2020 | |
|---|---|---|---|
| Solvabiliteit 1 | 0,39 | 0,36 | |
| Solvabiliteit 2 | 0,45 | 0,42 | |
| Liquiditeit (current ratio) | 1,20 | 0,97 | |
| Liquiditeit (quick ratio) | 1,20 | 0,97 | |
| Huisvestingsratio | 0,11 | 0,13 | |
| Weerstandsvermogen | 0,29 | 0,26 | |
| Rentabiliteit (o.b.v. normale bedrijfsvoering) | 6,1% | 2,7% |
Toelichting:
Voor een nadere toelichting op de kengetallen verwijzen we naar hoofdstuk 6 van het jaarverslag paragraaf financieel beleid.
Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen
Hypotheekverklaring
Met ingang van december 2017 is het recht op eerste hypotheek verleend aan de Staat der Nederlanden voor een aantal panden aan het Zernikeplein (Hoofdgebouw met Van Olsttoren, de Van Doorenveste, het Willem-Alexander Sportcentrum) en aan de Petrus Driessenstraat (het Wiebengacomplex).
Vordering op het ministerie van OCW
In 2001 is de vordering op OCW betreffende IZK, vakantie-uitkering en sociale lasten uit 1986/1987 afgeboekt. Deze vordering (K€ 2.719) blijft echter wel bestaan en zal worden verrekend bij liquidatie van de hogeschool. In december 2005 is een bedrag aan de hogeschool uitgekeerd in verband met het afschaffen van de ZKOO-regeling dat in mindering is gebracht op deze vordering.
Kredietfaciliteiten
De Hanzehogeschool heeft bij het Ministerie van Financiën een rekening-courant faciliteit met een debetlimiet van M€ 10,0. Aan deze rekening-courant zijn een tweetal werkrekeningen gekoppeld die worden aangehouden bij de Rabobank. Van deze werkrekeningen wordt dagelijks het saldo van de debet- en creditmutaties overgeboekt naar de rekening-courant bij het Ministerie.
Ten behoeve van het dagelijks betalingsverkeer wordt een intradag debetfaciliteit beschikbaar gesteld door de Rabobank welke wordt gegarandeerd door de Staat der Nederlanden, in totaal groot M€ 15,1.
Garantstellingen
Op het voormalig Suikerunieterrein in Groningen is door een derde partij in 2018 tijdelijke huisvesting gerealiseerd ten behoeve van primair internationale studenten. Om de investering en exploitatie te garanderen, is door de Hanzehogeschool Groningen en de Rijksuniversiteit Groningen een gezamenlijke garantstelling afgegeven ter dekking van een gegarandeerde huuropbrengst. De garantie is groot in totaal M€ 1,0 per jaar. De verdeling tussen de Hanzehogeschool en Rijksuniversiteit zal jaarlijks op basis van weging van daadwerkelijke studentenaantallen worden vastgesteld. Looptijd van de garantstelling is 10 jaar.
Met SSH, Student Housing, is in 2020 een samenwerkingsovereenkomst afgesloten om buitenlandse studenten te kunnen voorzien in betaalbare tijdelijke huisvesting. De SSH reserveert gedurende de looptijd van de overeenkomst (1 januari 2020 tot en met 31 december 2024) per academisch jaar voor studenten van de contigenthouders woonruimten. Jaarlijks wordt de grootte van het contigent met de Hanzehogeschool afgesproken. Mocht een woning uit het contigent niet worden verhuurd aan studenten dan huurt de Hanzehogeschool de woning tot aan het academisch jaar of eerder indien SSH de woning alsnog verhuurd. Er is dus sprake van een leegstandsrisico voor de Hanzehogeschool. De SSH heeft een inspanningsverplichting om woonruimten uit het contigent actief aan te bieden aan buitenlandse studenten. Mocht de aanwas van buitenlandse studenten onvoldoende zijn dan kan de SSH in overleg de woonruimte verhuren aan andere studenten. Het contigent voor de Hanzehogeschool was vastgesteld op 309 eenheden. De leegstand over deze eenheden is zeer beperkt gezien de krapte op de woningmarkt. Gedurende het collegejaar is het contigent verhoogd met 80 eenheden vanaf de instroom van februari 2022 voor de duur van een half jaar. De instroom van buitenlandse studenten per 1 februari is drie keer hoger dan 80 eenheden. Ook hier is het leegstandsrisico beperkt. Mochten de omstandigheden in verband met corona wijzigen dan kan in overleg met de SSH worden getreden.
Langlopende contracten
De Hanzehogeschool heeft meerdere contracten afgesloten, waarin langlopende verplichtingen zijn aangegaan. Deze verplichtingen zijn niet op de balans opgenomen. Voor de huur van diverse panden en locaties bestaat over 2022 een verplichting van M€ 2,6. Over de jaren 2023-2026 bedraagt deze verplichting in totaal M€ 3,3, na 2026 resteert een verplichting van M€ 0,2 per jaar. Voor het in 2018 gestarte bouwproject Zernikeplein 7 resteert een verplichting in 2022 van M€ 5,5. Onderdeel van het bouwproject is het aardbevingbestendig maken van bestaande bouw en nieuwbouw. Hiervoor worden ter financiering deels middelen van de NAM (zie claim NAM) ingezet en deels aanvullende financiering van het Ministerie van Financiën. Tot slot is er in december 2019 een operational lease verplichting aangegaan voor een auto. Kosten hiervoor bedragen in 2022 K€ 11. Over de jaren 2023-2024 bedraagt deze verplichting in totaal K€ 23.
Claim NAM
In december 2017 heeft de Hanzehogeschool een overeenkomst gesloten met de NAM. Deze overeenkomst heeft betrekking op de voorgenomen bouwplannen van de Hanzehogeschool op het Zernikeplein en betreft een vergoeding voor reeds gemaakte kosten gerelateerd aan het aardbevingbestendig maken van de plannen en een compensatie van de meerkosten van de bouw. De overeenkomst voorziet in meerdere momenten van concretisering van de vergoedingen. Vergoedingen in 2021 zijn ontvangen naar rato van de voortgang van de bouw.
Eind 2018 zijn nieuwe (verlaagde) waarden opgenomen in het zogenaamde seismisch model (NPR 2018). Dit heeft te maken met het voornemen de onttrekking van gas uit de bodem af te bouwen. Deze herziening heeft geleid tot een aanpassing van de bouwplannen omdat er voor de resterende bouwfasen geen siesmische maatregelen noodzakelijk zijn voor het project ZP7. Als gevolg daarvan is tevens de compensatie vanuit de NAM aangepast en vastgelegd in een addendum op de eerder afgesloten overeenkomst.
Overige verplichtingen en claims
In ieder verslagjaar lopen verschillende juridische procedures. Deze zijn te onderscheiden naar beroepen die zijn ingesteld door studenten of personeelsleden, vorderingen van derden, en eventuele procedures tegen of vanwege bestuursorganen waaronder het ministerie van OCW.
Bij de procedures van de Hanzehogeschool Groningen tegen personeelsleden kan het voorkomen dat, hetzij in het kader van een minnelijke schikking, hetzij op basis van de uitspraak van de kantonrechter, een vergoeding wordt toegekend. In het afgelopen boekjaar heeft de Hanzehogeschool Groningen geen uitzonderlijke claims opgelopen.
In het afgelopen verslagjaar zijn ook voor het overige geen geschillen met derden gerezen die naar huidig inzicht zullen resulteren in vorderingen tot schadevergoeding waaruit substantiële financiële aanspraken zullen voortvloeien.
Financiële instrumenten
De Hanzehogeschool Groningen maakt gebruik van uiteenlopende financiële instrumenten die de organisatie blootstelt aan markt-, rente-, kasstroom-, krediet- en liquiditeitsrisico. Om deze risico’s te beheersen heeft de organisatie een beleid inclusief een stelsel van limieten en procedures opgesteld om de risico’s van onvoorspelbare ongunstige ontwikkelingen op de financiële markten en daarmee de financiële prestaties van de organisatie te beperken.
De organisatie zet geen afgeleide financiële instrumenten in om risico’s te beheersen en maakt geen gebruik van derivaten.
Kredietrisico
De vorderingen uit hoofde van debiteuren zijn getoetst op inbaarheid en voor zover nodig geacht voorzien. Voor de kredietrisico’s inzake de overige vorderingen wordt verwezen naar financiële vaste activa en vorderingen.
Het renterisico is beperkt tot eventuele veranderingen in de marktwaarde van opgenomen en uitgegeven leningen. Bij deze leningen is sprake van een vast rentepercentage over de gehele looptijd. De leningen worden aangehouden tot het einde van de looptijd. De organisatie heeft derhalve als beleid om geen afgeleide financiële instrumenten te gebruiken om (tussentijdse) rentefluctuaties te beheersen.
De instelling loopt geen significante liquiditeitsrisico’s. De voorziene aflossing van langlopende leningen is onderdeel van de meerjarenliquiditeitsprognose van de instelling.
Toelichting op de staat van baten en lasten
3. Baten
3.1 Rijksbijdragen OCW
(bedragen x €1.000.-)
| 2021 | begroting 2021 | 2020 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 3.1.1 | Rijksbijdrage OCW (HBO) | 255.529 | 239.530 | 216.431 | ||||
| 3.1.2 | Subsidies OCW | 1.256 | 60 | 630 | ||||
| Totaal rijksbijdragen OCW | 256.785 | 239.591 | 217.062 |
Toelichting:
De hoogte van de rijksbijdrage sluit aan en is gebaseerd op de betreffende rijksbijdragebrieven. In de baten rijksbijdragen zijn de over 2021 toegekende NPO-middelen en compensatie collegegelden verantwoord. Inzake NPO is € 16,1 miljoen normatieve rijksbijdragen inzake groeibudget verantwoord en € 6,8 miljoen ontvangen inzake niet normatieve-rijksbijdragen waarvan in 2021 ad EUR 1,3 miljoen is besteed.
3.2 Collegegelden
(bedragen € 1.000,-)
| 2021 | begroting 2021 | 2020 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 3.2.1 | Collegegelden (bekostigde studenten) | 53.732 | 48.791 | 60.146 | ||||
| 3.2.2 | Collegegelden (niet bekostigde studenten) | 142 | 254 | 633 | ||||
| 3.2.3 | Restitutie collegegelden | -4.602 | -3.433 | -4.141 | ||||
| Totaal collegegelden | 49.272 | 45.612 | 56.638 |
Toelichting:
Voor het studiejaar 2021-2022 is het het wettelijk collegegeld verlaagd, dit komt overeen met een halvering van het wettelijk collegegeld. Dit geldt voor alle studenten die het wettelijk collegegeld moeten betalen.
In het studiejaar 2021-2022 wordt de toeslag op het collegegeld voor het niet bekostigd deel IPP studenten niet meer in rekening gebracht.
3.3 Baten werk in opdracht van derden
(bedragen x € 1.000,-)
| 2021 | begroting 2021 | 2020 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 3.3.1 | Opbrengst werk i.o.v. derden | |||||||
| 3.3.1.1 | Contractonderwijs | |||||||
| CA / P-HBO cursussen | 2.822 | 4.238 | 3.620 | |||||
| 3.3.1.2 | Contractonderzoek | |||||||
| Overige contractactiviteiten | 68 | 201 | 212 | |||||
| Totaal opbrengst werk i.o.v. derden | 2.889 | 4.439 | 3.832 | |||||
| 3.3.2 | Mutaties onderhanden projecten i.o.v. derden | 83 | -10 | -23 | ||||
| Totaal baten werk i.o.v. derden | 2.972 | 4.429 | 3.808 |
Toelichting:
Middels een bepaling van de onderhanden projecten positie per balansdatum worden enkel de projecten welke gereed zijn per balansdatum als bate verantwoord. Afhankelijk van de voortgang van de diverse projecten kan de totale bate per balansdatum afwijken ten opzichte van de begroting en voorgaand jaar.
Een deel van de omzet Contractonderwijs werd in voorgaande jaren niet volledig aan de juiste maanden in een studiejaar toegerekend, waardoor een in verhouding te hoge omzet over de periode september t/m december plaatsvond. Deze aanpassing resulteert in een eenmalig lagere omzet over 2021.
3.4 Baten subsidies
(bedragen x €1.000,-)
| 2021 | begroting 2021 | 2020 | |||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 3.4.1 | Resultaat verbonden partijen | 0 | 0 | 0 | |||||
| 3.4.1 | Overheidsbijdragen en -subsidies | 12.896 | 10.611 | 13.140 | |||||
| 3.4.2 | Mutaties onderhanden projecten | 341 | 0 | -2.999 | |||||
| Totaal baten subsidies | 13.237 | 10.611 | 10.142 |
Toelichting:
Onder Subsidies worden alle subsidies verantwoord welke betrekking hebben op gerealiseerde subsidieprojecten. Voor zover subsidieprojecten nog lopend zijn, worden de reeds ontvangen subsidies middels Onderhanden projecten op de balans opgenomen onder de schulden als Vooruitontvangen subsidies. Hierdoor kan het vergelijk met de begroting en voorgaand jaar afwijken.
3.5 Overige baten
| 2021 | begroting 2021 | 2020 | |||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 3.4.1 | Resultaat verbonden partijen | 0 | - | 0 | |||||
| 3.5.1 | Verhuur onroerende zaken | 696 | 1.121 | 822 | |||||
| 3.5.2 | Detachering personeel | 1.126 | 573 | 1.165 | |||||
| 3.5.3 | Overige baten | ||||||||
| Overige bijdragen van studenten | 796 | 982 | 731 | ||||||
| Overige | 5.003 | 4.812 | 6.470 | ||||||
| Subtotaal | 5.799 | 5.794 | 7.201 | ||||||
| Totaal overige baten | 7.621 | 7.488 | 9.187 |
4. Lasten
4.1 Personele lasten
(bedragen x € 1.000,-)
| 2021 | begroting 2021 | 2020 | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 4.1.1 | Lonen en salarissen | ||||||
| 4.1.1.1 | Brutolonen en salarissen | 166.286 | 176.436 | 156.127 | |||
| 4.1.1.2 | Sociale lasten | 21.284 | 20.050 | 19.085 | |||
| 4.1.1.3 | Pensioenpremies | 28.257 | 28.232 | 24.604 | |||
| Subtotaal lonen en salarissen | 215.827 | 224.718 | 199.817 | ||||
| 4.1.2 | Overige personele lasten | ||||||
| 4.1.2.1 | Mutatie voorzieningen wachtgeld | 871 | 923 | 1.526 | |||
| 4.1.2.2 | Mutatie overige personele voorzieningen | 3.196 | 345 | 1.694 | |||
| 4.1.2.3 | Ingehuurd personeel niet in loondienst | 16.853 | 8.102 | 13.027 | |||
| 4.1.2.4 | Overige | 6.888 | 8.095 | 5.217 | |||
| Subtotaal overige personele lasten | 27.808 | 17.465 | 21.465 | ||||
| 4.1.3 | Uitkeringen (-/-) | -1.632 | -43 | -1.324 | |||
| Totaal personele lasten | 242.002 | 242.140 | 219.957 |
Toelichting:
De stijging van de lonen en salarissen is een gevolg van de toename van het gemiddeld aantal medewerkers over 2021 ten opzichte van 2020 en de effecten van cao-aanpassingen. De toename in fte en inhuur wordt voor een groot deel verklaard uit het inzetten van beschikbaar gestelde NPO-middelen.
4.1.4 Personele bezetting (fte)
| Gemiddeld 2021 | 31-12-21 | 31-12-20 | ||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| Management / directie | 26 | 26 | 26 | |||
| Onderwijzend personeel | 1.511 | 1.580 | 1.442 | |||
| Overige medewerkers | 964 | 1.014 | 913 | |||
| Totaal aantal fte's | 2.501 | 2.620 | 2.381 |
4.2 Afschrijvingen
(bedragen € 1.000,-)
| 2021 | begroting 2021 | 2020 | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 4.2.1 | Immateriële vaste activa | 599 | 160 | 887 | |||
| 4.2.2 | Materiële vaste activa | 16.670 | 18.555 | 17.261 | |||
| 4.2.3 | Boekresultaat desinvestering MVA | 0 | 0 | 339 | |||
| Totaal afschrijvingen | 17.268 | 18.714 | 18.488 |
Toelichting:
De lagere afschrijvingslasten zijn een gevolg van de vertraging van investeringen agv Covid-19 en aanlevering van materialen. Binnen de immateriele vaste activa is een deel van de investeringen gedurende 2021 door afschrijving volledig afgeschreven.
4.3 Huisvestingslasten
(bedragen € 1.000,-)
| 2021 | begroting 2021 | 2020 | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 4.3.1 | Huur | 4.405 | 4.223 | 3.752 | |||
| 4.3.2 | Onderhoud | 4.056 | 3.394 | 4.305 | |||
| 4.3.3 | Schoonmaakkosten | 4.221 | 4.286 | 4.327 | |||
| 4.3.4 | Heffingen | 1.146 | 1.210 | 1.106 | |||
| 4.3.5 | Energie en water | 2.794 | 2.195 | 2.481 | |||
| 4.3.6 | Overige | 1.313 | 2.011 | 5.576 | |||
| Totaal huisvestingslasten | 17.936 | 17.318 | 21.547 |
Toelichting:
De overige huisvestingslasten bevat in 2020 een bijdrage voor het project herinrichting Zernikelaan van eenmalig M€ 3,9.
4.4 Overige lasten
(bedragen x € 1.000,-)
| 2021 | begroting 2021 | 2020 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 4.4.1 | Administratie en beheer | 12.523 | 15.632 | 10.822 | ||||
| 4.4.2 | Inventaris en apparatuur | 11.407 | 9.948 | 9.240 | ||||
| 4.4.3 | Reis- en verblijfkosten | 615 | 1.953 | 994 | ||||
| 4.4.4 | Tegemoetkoming studerenden | 7.164 | 3.599 | 6.540 | ||||
| Totaal overige lasten | 31.709 | 31.132 | 27.596 |
Toelichting:
Veel kosten zijn in 2020 substantieel lager geweest dan voorgaande jaren als gevolg van COVID-19. Dit effect heeft zich in 2021 hersteld, met uitzondering van de reis-en verblijfkosten.
| Accountantshonoraria | 2021 | 2020 | ||
|---|---|---|---|---|
| Controle van de jaarrekening | 113 | 133 | ||
| Andere controlewerkzaamheden | 21 | 37 | ||
| Fiscale advisering | 26 | 16 | ||
| Andere niet-controlediensten | 0 | 0 |
Toelichting:
De bovenstaande accountantshonoraria zijn ten laste gebracht van het resultaat en betreffen uitsluitend de werkzaamheden uitgevoerd door accountantsorganisaties en externe accountants zoals bedoeld in artikel 2:382a lid 1 en 2 BW.
5. Financiële baten en lasten
(bedragen € 1.000,-)
| 2021 | begroting 2021 | 2020 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 5.1 | Rentebaten | 4 | 2 | 5 | ||||
| 5.2 | Rentelasten | -845 | -920 | -1.268 | ||||
| Saldo financiële baten en lasten | -841 | -918 | -1.263 |
Toelichting:
De rentelasten hebben met name betrekking op intrest verschuldigd over de langlopende leningen. Door het aflossen van een relatief dure lening eind 2020 zijn de rentelasten over 2021 gedaald.
Gebeurtenissen na balansdatum
Coulance-regeling IPP
Begin 2022 heeft de Hanzehogeschool een coulanceregeling opengesteld om studenten te compenseren voor in het verleden teveel in rekening gebrachte studiekosten. Deze regeling heeft specifiek betrekking op de opleiding International Programme Physiotherapy (IPP). Voor deze regeling is in de jaarrekening 2021 een voorziening opgenomen van k€ 500.
Het College van Bestuur van de Hanzehogeschool heeft in maart 2022 besloten tot verhoging van de coulanceregeling naar volledige teruggave. Bij maximale deelname aan de coulanceregeling kan de compensatie in totaal oplopen tot m€ 2,3. Het verschil tussen daadwerkelijke compensatie en de reeds getroffen voorziening zal ten laste van het resultaat over 2022 worden gebracht.
Bezoldiging van bestuurders en toezichthouders
Verantwoording uit hoofde van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT)
1. Bezoldiging leden College van Bestuur
Bedragen worden opgenomen conform de WNT (Wet Normering Topinkomens). De bezoldiging bestaat uit de optelling van alle brutolooncomponenten, bruto kostenvergoedingen (niet van toepassing binnen de Hanzehogeschool) en werkgeverslasten pensioenpremies.
Over 2021 is voor de sector hbo het algemene wettelijke maximum van € 209.000 vastgesteld, toegepast naar rato van de omvang en de duur van het dienstverband.
Voor de sector onderwijs is een klasse-indeling van toepassing. Aan drie criteria zijn zogenaamde complexiteitspunten toegewezen. Het totaal aantal complexiteitspunten voor een onderwijsinstelling bepaalt de klasse (A t/m G) en het hieraan gekoppelde wettelijke maximum. Voor de Stichting Hanzehogeschool Groningen zijn de complexiteitspunten (Totale baten:5, Aantal studenten:5, Aantal onderwijssoorten:10) maximaal er daarmee vallend in de klasse G (18-20 pnt). Aan deze klasse is het algemene wettelijke maximum gekoppeld.
Leidinggevende topfunctionarissen
| Gegevens 2021 | D.J. Pouwels | P.H.J. Smeets | A.H. Hannink |
|---|---|---|---|
| Functie | voorz. CvB | lid CvB | lid CvB |
| Duur dienstverband in 2021 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 |
| Omvang dienstverband (fte) | 1,0 | 1,0 | 1,0 |
| Diensbetrekking | ja | ja | ja |
| Bezoldiging | |||
| Beloning en belastbare onkostenvergoedingen | 185.269 | 174.735 | 175.070 |
| Beloningen betaalbaar op termijn | 23.464 | 23.277 | 23.232 |
| Subtotaal bezoldiging | 208.733 | 198.012 | 198.302 |
| Individueel WNT-maximum | 209.000 | 209.000 | 209.000 |
| Onverschuldigd betaald en nog niet terugontvangen bedrag | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
| Totaal bezoldiging | 208.733 | 198.012 | 198.302 |
| Het bedrag van de overschrijding | n.v.t | n.v.t | n.v.t |
| Motivering indien overschrijding | n.v.t | n.v.t | n.v.t |
| Gegevens 2020 | P.H.J. Smeets | A.H. Hannink | |
|---|---|---|---|
| Functie | lid CvB | lid CvB | |
| Duur dienstverband in 2020 | 1/1 - 31/12 | 1/9 - 31/12 | |
| Omvang dienstverband (fte) | 1,0 | 1,0 | |
| Diensbetrekking | ja | ja | |
| Bezoldiging | |||
| Beloning en belastbare onkostenvergoedingen | 169.464 | 56.718 | |
| Beloningen betaalbaar op termijn | 21.180 | 6.713 | |
| Subtotaal bezoldiging | 190.644 | 63.431 | |
| Individueel WNT-maximum | 201.000 | 67.000 | |
| Totaal bezoldiging | 190.644 | 63.431 |
2. Vergoeding leden Raad van Toezicht
De vergoedingen aan leden van de Raad van Toezicht worden jaarlijks in december uitgekeerd en hebben betrekking op het afgelopen kalenderjaar. De leden van de RvT krijgen over 2021 een vergoeding toegekend van € 13.175,-, aan de voorzitter wordt € 18.400 toegekend. Bij zitting in de auditcommissie, de remuneratiecommissie of de commissie O&O wordt een toeslag van € 2.500 toegekend.
Als gevolg van de invoering van de Wet Normering topinkomens (WNT) is ook voor de Raad van Toezicht een maximum bezoldiging van toepassing. Dit maximum is voor zowel 2020 als 2021 bepaald op 15% van het sectorale WNT-maximum voor de voorzitter van de Raad van Toezicht en 10% voor de leden van de Raad van Toezicht.
Toezichthoudende topfunctionarissen
| Gegevens 2021 | D. Boonstra | J.J. Fennema | J.M. Imhof | M.L. El Hamdaoui | R.B. Reekers | S.G.L. Schruijer | Y. Tewelde |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Functie | voorzitter | lid RvT | lid RvT | lid RvT | lid RvT | lid RvT | lid RvT |
| Duur dienstverband in 2021 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 |
| Bezoldiging | |||||||
| Bezoldiging | 20.900 | 15.675 | 15.675 | 15.675 | 15.675 | 15.675 | 15.675 |
| Individueel WNT-maximum | 31.350 | 20.900 | 20.900 | 20.900 | 20.900 | 20.900 | 20.900 |
| Onverschuldigd betaald en nog niet terugontvangen bedrag |
n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
| Gegevens 2020 | D. Boonstra | J.J. Fennema | J.M. Imhof | M.L. El Hamdaoui | R.B. Reekers | S.G.L. Schruijer | Y. Tewelde |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Functie * | lid RvT / voorzitter | lid RvT / voorzitter | lid RvT | lid RvT | lid RvT | lid RvT | lid RvT |
| Duur dienstverband in 2020 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 |
| Bezoldiging | |||||||
| Beloning | 17.588 | 17.588 | 15.075 | 15.075 | 15.075 | 15.075 | 15.075 |
| Individueel WNT-maximum | 25.152 | 25.098 | 20.100 | 20.100 | 20.100 | 20.100 | 20.100 |
| Totaal bezoldiging | 17.588 | 17.588 | 15.075 | 15.075 | 15.075 | 15.075 | 15.075 |
3. Overige rapportageverplichtingen op grond van de WNT
Naast de vermelde topfunctionarissen zijn er geen overige functionarissen die in 2021 een bezoldiging boven het individuele WNT-maximum hebben ontvangen. Er zijn in 2021 geen ontslaguitkeringen betaald aan overige functionarissen die op grond van de WNT dienen te worden vermeld, of die in eerdere jaren op grond van de WOPT of de WNT vermeld zijn of hadden moeten worden.