Spring naar inhoud

Jaarrekening

Balans

Balans per 31 december 2021

(na resultaatbestemming, bedragen x € 1.000,-)

1 Activa     31-12-21     31-12-20  
Ref.                
                 
  Vaste activa              
1.1 Immateriële vaste activa     1.088     865  
1.2 Materiële vaste activa     152.600     141.099  
1.3 Financiële vaste activa     76     242  
                 
  Totaal vaste activa       153.763     142.206
                 
                 
  Vlottende activa              
1.4 Voorraden     452     424  
1.5 Vorderingen     6.939     8.333  
1.6 Liquide middelen     89.162     63.854  
                 
  Totaal vlottende activa       96.554     72.611
                 
  Totaal activa       250.317     214.817
2 Passiva     31-12-21     31-12-20  
Ref.                
                 
2.1 Eigen vermogen       97.256     77.012
                 
2.2 Voorzieningen       15.404     12.553
2.3 Langlopende schulden       57.440     50.743
2.4 Kortlopende schulden       80.216     74.510
                 
  Totaal passiva       250.317     214.817

Staat van baten en lasten

Baten en lasten 1 januari 2021 - 31 december 2021

(bedragen x €1000,-)

      2021     Begroting 2021     2020  
Ref.                    
3 Baten                  
3.1 Rijksbijdragen OCW   256.785     239.591     217.062  
3.2 Collegegelden   49.272     45.612     56.638  
3.3 Baten werk i.o.v. derden   2.972     4.429     3.808  
3.4 Baten subsidies   13.237     10.611     10.142  
3.5 Overige baten   7.621     7.488     9.187  
                     
  Totaal baten     329.887     307.730     296.836
                     
                     
                     
4 Lasten                  
4.1 Personele lasten   -242.002     -242.140     -219.957  
4.2 Afschrijvingen   -17.268     -18.714     -18.488  
4.3 Huisvestingslasten   -17.936     -17.318     -21.547  
4.4 Overige lasten   -31.709     -31.132     -27.596  
                     
  Totaal lasten     -308.916     -309.304     -287.588
                     
  Saldo baten en lasten     20.971     -1.574     9.248
                     
                     
                     
5 Financiële baten en lasten                  
5.1 Financiële baten   4     2     5  
5.2 Financiële lasten   -845     -920     -1.268  
                     
  Totaal financiële baten en lasten     -841     -918     -1.263
                     
                     
  Netto resultaat     20.130     -2.492     7.986

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht

(bedragen x €1000,-)

      2021     2020  
  ref.            
               
  Kasstroom uit operationele activiteiten            
  Resultaat     20.130     7.986
               
  Aanpassingen voor:            
4.2 - Afschrijvingen   17.268     18.488  
4.2 - Boekresultaat desinvestering MVA   0     -339  
2.1 - Mutatie EV   114     0  
2.2 - Mutaties voorzieningen   2.852     1.868  
               
        20.234     20.017
               
  Veranderingen in werkkapitaal:            
1.4 - Voorraden   -28     19  
1.5 - Vorderingen   -1.353     3.419  
2.4 - Kortlopende schulden (excl.intrest)   7.902     4.307  
               
        6.521     7.745
               
  Totaal kasstroom uit bedrijfsoperaties     46.885     35.747
               
               
5.1 Betaalde interest   -845     -1.143  
               
  Totaal kasstroom uit operationele activiteiten     46.040     34.604
               
               
  Kasstroom uit investeringsactiviteiten            
1.1 Investeringen in immateriële vaste activa   -822     0  
1.1 Desinvesteringen in immateriële vaste activa   0     0  
1.2 Investeringen in materiële vaste activa   -26.773     -15.481  
1.2 Desinvesteringen in materiële vaste activa   0     387  
1.3 Aflossing op leningen u/g   167     57  
               
  Totaal kasstroom uit investeringsactiviteiten     -27.428     -15.037
               
               
  Kasstroom uit financieringsactiviteiten            
2.3 Aangegane langlopende leningen   10.000     0  
2.4.5 Aflossing langlopende schulden   -3.303     -12.903  
               
  Totaal kasstroom uit financieringsactiviteiten     6.697     -12.903
               
  Mutatie geldmiddelen     25.309     6.664

Toelichting algemeen

De instelling, gevestigd te Groningen, Zernikeplein 1, is een stichting en is ingeschreven in het handelsregister onder nummer 41012703. Deze jaarrekening heeft betrekking op het kalenderjaar 2021, dat is geëindigd op balansdatum 31 december 2021. 
Deze jaarrekening is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling.

Activiteiten
De activiteiten van de instelling bestaan voornamelijk uit dienstverlening op het gebied van onderwijs. De instelling verricht geen activiteiten in het buitenland.

Toelichting op het kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit de liquide middelen. Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van interest zijn opgenomen onder de kasstroom uit operationele activiteiten. Kasstromen in vreemde valuta worden omgerekend tegen de op dat moment geldende wisselkoersen. Onder de investeringen in immateriële- en materiële vaste activa zijn alleen opgenomen de investeringen waarvoor geldmiddelen zijn opgeofferd. 

Schattingen
Om de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening te kunnen toepassen, is het nodig dat het bestuur van de Hanzehogeschool Groningen zich over verschillende zaken een oordeel vormt, en dat het bestuur schattingen maakt die essentieel kunnen zijn voor de in de jaarrekening opgenomen bedragen. 

De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.
De volgende waarderingsgrondslagen zijn naar de mening van het management het meest kritisch voor het weergeven van de financiële positie en vereisen schattingen en veronderstellingen:

  • personeelsvoorzieningen
  • voorziening dubieuze debiteuren

Rapporteringsvaluta
Alle in dit financiële verslag vermelde bedragen zijn genoteerd in euro’s. De euro is de functionele valuta van de instelling. Daar waar afkortingen gebruikt worden van K€ en M€ wordt bedoeld € x 1.000 respectievelijk € x 1.000.000.

Vergelijkende cijfers
De cijfers over het vorig kalenderjaar zijn, indien en voor zover dat uit hoofde van transparantie wenselijk en noodzakelijk werd geacht, opnieuw gerubriceerd om vergelijkbaarheid mogelijk te maken.

Gebeurtenissen na balansdatum
Gebeurtenissen die nadere informatie geven over de feitelijke situatie per balansdatum en die blijken tot aan de datum van het opmaken van de jaarrekening worden verwerkt in de jaarrekening.

Gebeurtenissen die geen nadere informatie geven over de feitelijke situatie per balansdatum worden niet in de jaarrekening verwerkt. Als dergelijke gebeurtenissen van belang zijn voor de oordeelsvorming van de gebruikers van de jaarrekening, worden de aard en de geschatte financiële gevolgen ervan toegelicht in de jaarrekening.

Transacties in vreemde valuta’s
Transacties luidend in vreemde valuta’s worden in euro's  omgerekend tegen de geldende wisselkoers op de transactiedatum. Valutakoersverschillen worden verwerkt in de staat van baten en lasten in de periode dat zij zich voordoen. 

Transacties met verbonden partijen
Van transacties met verbonden partijen is sprake wanneer een relatie bestaat tussen de stichting en een natuurlijk persoon of entiteit die verbonden is met de stichting. Dit betreffen onder meer de relaties tussen de stichting en haar bestuurders, functionarissen op sleutelposities en leden RvT en de stichtingen zoals opgenomen in het overzicht verbonden partijen, zoals opgenomen onder de toelichting op de balans, waarbij sprake is van enige vorm van zeggenschap. Onder transacties wordt verstaan een overdracht van middelen, diensten of verplichtingen, ongeacht of er een bedrag in rekening is gebracht.

Transacties met verbonden partijen worden toegelicht voor zover deze niet onder normale marktvoorwaarden zijn aangegaan. Van deze transacties wordt de aard en de omvang van de transactie en andere informatie die nodig is voor het verschaffen van het inzicht toegelicht.
Er hebben zich geen transacties met verbonden partijen voorgedaan op niet-zakelijke grondslag.

Belastingen
Vennootschapsbelasting (Vpb)
De ‘Wet modernisering vennootschapsbelastingplicht overheidsondernemingen’ is in werking getreden op 1 januari 2016. Deze wet bepaalt dat onderwijsinstellingen in beginsel Vpb-plichtig zijn. In de Wet is echter een specifieke vrijstelling opgenomen voor onderwijsinstellingen die bekostigd onderwijs verrichten en voldoen aan de in de wet opgenomen voorwaarden. De Hanzehogeschool Groningen heeft vastgesteld dat zij voldoet aan de voorwaarden om een beroep te kunnen doen op de onderwijsvrijstelling en is derhalve vrijgesteld van het doen van aangifte voor de Vpb.

Omzetbelasting (BTW)
Op grond van artikel 11 van de Wet Omzetbelasting is de Hanzehogeschool Groningen vrijgesteld van het heffen van BTW over het onderwijs. De relevante vrijstellingen die van toepassing zijn, luiden als volgt:

- Onderwijsvrijstelling (art. 11, lid 1, onderdeel o Wet OB);
- Koepelvrijstelling (art. 11, lid 1, onderdeel u Wet OB);
- Fondswervingsvrijstelling (art. 11, lid 1, onderdeel v Wet OB);

De onderwijsvrijstelling zorgt ervoor dat diverse soorten van onderwijs ‘en nauw daarmee samenhangende leveringen en diensten’ zonder btw kunnen worden verstrekt. Hierbij zijn drie categorieën te onderscheiden:

  • het wettelijk geregeld onderwijs;
  • het niet-wettelijk geregeld onderwijs (aangewezen onderwijs, zoals beroepsopleidingen);
  • nauw met het (niet-)wettelijk geregeld onderwijs samenhangende leveringen  en diensten.

Van wettelijk geregeld onderwijs is sprake indien het onderwijs is opgenomen in één van de onderwijswetten en onder toezicht staat van de inspectie van onderwijs of is onderworpen aan een ander toezicht door de minister die met zorg voor het desbetreffende onderwijs is belast.
Activiteiten die niet onder een vrijstelling vallen, worden met BTW in rekening gebracht bij de afnemer.
Doordat de activiteiten zijn vrijgesteld van BTW kan de BTW op de kosten die aan de Hanzehogeschool Groningen in rekening worden gebracht niet worden teruggekregen.

Grondslagen voor waardering van activa en passiva

Algemeen
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de stellige uitspraken van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, die uitgegeven is door de Raad voor de Jaarverslaggeving. Deze bepalingen zijn van toepassing op grond van de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs (WJZ/2007/50507) (RJ660).

De grondslagen die worden toegepast voor de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling zijn gebaseerd op historische kosten, tenzij anders vermeld in de verdere grondslagen. Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar de stichting zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Activa die hier niet aan voldoen worden niet in de balans verwerkt, maar worden aangemerkt als niet in de balans opgenomen activa. Een verplichting wordt in de balans verwerkt wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen die economische voordelen in zich bergen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Onder verplichtingen worden mede voorzieningen begrepen. Verplichtingen die hier niet aan voldoen worden niet in de balans opgenomen, maar worden verantwoord als niet in de balans opgenomen verplichtingen.

Een in de balans opgenomen actief of verplichting blijft op de balans als een transactie (met betrekking tot het actief of de verplichting) niet leidt tot een belangrijke verandering in de economische realiteit met betrekking tot het actief of de verplichting. Dergelijke transacties geven evenmin aanleiding tot het verantwoorden van resultaten. Bij de beoordeling of er sprake is van een belangrijke verandering in de economische realiteit wordt uitgegaan van de economische voordelen en risico's waarvan redelijkerwijze niet te verwachten is dat zij zich zullen voordoen. Een actief of verplichting wordt niet langer in de balans opgenomen indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle rechten op economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot het actief of de verplichting aan een derde zijn overgedragen. De resultaten van de transactie worden in dat geval direct in de staat van baten en lasten opgenomen, rekening houdend met eventuele voorzieingen die dienen te worden getroffen in samenhang met de transactie.

Indien de weergave van de economische realiteit ertoe leidt dat het opnemen van activa waarvan de rechtspersoon niet het juridisch eigendom bezit, wordt dit feit vermeld.

Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. De opbrengsten en kosten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. 

In de balans, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht zijn referenties opgenomen. Met deze referenties wordt verwezen naar de toelichting.

Vergelijking met voorgaand jaar
De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar en volgen de per 1 januari 2008 ingevoerde Regeling Jaarverslaggeving onderwijs. 

Financiële instrumenten
Financiële instrumenten omvatten investeringen in handels- en overige vorderingen, geldmiddelen, leningen en overige financieringsverplichtingen, handelsschulden en overige te betalen posten. In de jaarrekening zijn de volgende categorieën financiële instrumenten opgenomen: verstrekte leningen en overige vorderingen en overige financiële verplichtingen.

Financiële activa en financiële verplichtingen worden in de balans opgenomen op het moment dat contractuele rechten of verplichtingen ten aanzien van dat instrument ontstaan. Een financieel instrument wordt niet langer in de balans opgenomen indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle rechten op economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot de positie aan een derde zijn overgedragen.
Financiële instrumenten (en afzonderlijke componenten van financiële instrumenten) worden in de jaarrekening gepresenteerd in overeenstemming met de juridische realiteit van de contractuele bepalingen. Presentatie vindt plaats op basis van afzonderlijke componenten van financiële instrumenten als financieel actief, financiële verplichting of als eigen vermogen. Financiële instrumenten worden bij de eerste waardering verwerkt tegen reële waarde, waarbij (dis)agio en de direct toerekenbare transactiekosten in de eerste opname worden meegenomen. De reële waarde van een financieel instrument is het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en van elkaar onafhankelijk zijn.

Saldering van financiële instrumenten: Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als de stichting beschikt over een deugdelijk juridisch instrument om het financiële actief en de financiële verplichting gesaldeerd af te wikkelen en de stichting het stellige voornemen heeft om het saldo als zodanig netto of simultaan af te wikkelen.

Immateriële vaste activa
Immateriële vaste activa worden in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige voordelen die dat actief in zich bergt, zullen toekomen aan de Hanzehogeschool en de kosten van dat actief betrouwbaar kunnen  worden vastgesteld. 
De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs, verminderd met cumulatieve afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingen. De uitgaven na eerste verwerking van een gekocht of zelf vervaardigd immaterieel vast actief worden toegevoegd aan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs als het waarschijnlijk is dat de uitgaven zullen leiden tot een toename van de verwachte toekomstige economische voordelen en de uitgaven en de toerekening aan het actief op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld. Als niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor activering worden de uitgaven verantwoord als kosten in de staat van baten en lasten. Voor het nog niet afgeschreven deel van de geactiveerde ontwikkelingskosten wordt een wettelijke reserve gevormd.

De grondslagen voor de vaststelling en verwerking van bijzondere waardeverminderingen zijn opgenomen onder Materiële Vaste Activa.

Ontwikkelingskosten
Ontwikkelingskosten worden geactiveerd voor zover deze betrekking hebben op commercieel haalbaar geachte projecten. De ontwikkeling van een immaterieel vast actief wordt commercieel haalbaar geacht als het technisch uitvoerbaar is om het actief te voltooien, de instelling de intentie heeft om het actief te voltooien en het vervolgens te gebruiken of te verkopen is (inclusief het beschikbaar zijn van adequate technische, financiële en andere middelen om dit te bewerkstelligen), de instelling het vermogen heeft om het actief te gebruiken of te verkopen, het waarschijnlijk toekomstige economische voordelen zal genereren en de uitgaven gedurende de ontwikkeling betrouwbaar zijn vast te stellen. 
Ontwikkelingskosten worden gewaardeerd tegen vervaardigingsprijs, verminderd met cumulatieve afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingen. De vervaardigingsprijs omvat voornamelijk de salariskosten van het betrokken personeel; de geactiveerde kosten worden na beëindiging van de ontwikkelingsfase (actief gereed voor ingebruikname) afgeschreven over de verwachte gebruiksduur. 
De afschrijving vindt plaats volgens de lineaire methode. De kosten voor onderzoek en de overige kosten voor ontwikkeling worden ten laste van het resultaat gebracht in de periode waarin deze zijn gemaakt.

De gehanteerde categorieën zijn (samen met de afschrijvingstermijnen en –percentages):

  • Ontwikkelingskosten (website)      3-5 jaar (33,3% - 20%)
  • Software                                            3-5 jaar (33,3% - 20%)

Materiële vaste activa
De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs plus bijkomende kosten (om de activa op hun plaats of in de staat te krijgen noodzakelijk voor het beoogde gebruik) of vervaardigingsprijs verminderd met de afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingen. Op terreinen wordt niet afgeschreven. De afschrijvingen worden berekend als een percentage over de aanschaffingsprijs volgens de lineaire methode op basis van de economische levensduur, rekening houdend met de eventuele restwaarde. Afschrijving start op het moment dat een actief beschikbaar is voor het beoogde gebruik en wordt beëindigd bij buitengebruikstelling of bij desinvestering. Afboekingen door verkoop, buitengebruikstelling of tenietgaan worden afzonderlijk vermeld. Onderstaande afschrijvingstermijnen worden als uitgangspunt gehanteerd, op basis van incidentele afwijkende inschatting van levensduur kan deze worden aangepast.

Onderhoudsuitgaven worden slechts geactiveerd als zij de gebruiksduur van het object verlengen en/of leiden tot toekomstige prestatie-eenheden met betrekking tot het object.

Buiten gebruik gestelde activa worden gewaardeerd tegen boekwaarde of lagere opbrengstwaarde.

Voor materiële vaste activa wordt op iedere balansdatum beoordeeld of er aanwijzingen zijn dat deze activa onderhevig zijn aan bijzondere waardeverminderingen. Als dergelijke indicaties aanwezig zijn, wordt de realiseerbare waarde van het actief geschat. De realiseerbare waarde is de hoogste van de bedrijfswaarde en de opbrengstwaarde.

Wanneer de boekwaarde van een actief hoger is dan de realiseerbare waarde, wordt een bijzonder waardeverminderingsverlies verantwoord voor het verschil tussen de boekwaarde en de realiseerbare waarde. Verder wordt op iedere balansdatum beoordeeld of er enige indicatie is dat een in eerdere jaren verantwoord bijzonder waardeverminderingsverlies is verminderd. Als een dergelijke indicatie aanwezig is, wordt de realiseerbare waarde van het betreffende actief geschat. Terugneming van een eerder verantwoord bijzonder waardeverminderingsverlies vindt alleen plaats als sprake is van een wijziging van de gehanteerde schattingen bij het bepalen van de realiseerbare waarde sinds de verantwoording van het laatste bijzonder waardeverminderingsverlies. In dat geval wordt de boekwaarde van het actief opgehoogd tot de geschatte realiseerbare waarde, maar niet hoger dan de boekwaarde die bepaald zou zijn (na afschrijvingen) als in voorgaande jaren geen bijzonder waardeverminderingsverlies voor het actief zou zijn verantwoord.

De gehanteerde categorieën zijn (samen met de afschrijvingstermijnen en –percentages):

  • Gebouwen Casco/Afbouw  30 jaar (3,3%)
  • Gebouwen: inbouw    15 jaar (6,7%)
  • Gebouwen: investering in huurpanden  10 jaar (10,0%) of kortere huurtermijn
  • Sportterreinvoorzieningen   10 jaar (10,0%)
  • Overige terreinvoorzieningen   15-30 jaar (3,3%-6,7%)
  • Bouwkundige voorzieningen en installaties 15 jaar (6,7%)
  • Meubilair (inventaris)    7-12 jaar (8,3%-14,3%)
  • Computerapparatuur     3-4 jaar (33,3%-25,0%)
  • Audiovisuele apparatuur    4 jaar (25,0%)
  • Medische apparatuur   10 jaar (10,0%)
  • Industriële apparatuur  15 jaar (6,7%)
  • Overige apparatuur  7 jaar (14,3%)
  • Technische installaties ICT  7 jaar (14,3%)
  • Technische installaties overig  15 jaar (6,7%)
  • Transportmiddelen  7 jaar (14,3%)

Ontvangen subsidies die betrekking hebben op investeringen (materiële vaste activa) worden in mindering gebracht op de materiële vaste activa. Bij desinvesteringen worden deze ontvangen subsidies naar rato gedesinvesteerd. 

Financiële vaste activa

Leningen u/g
Leningen worden verstrekt op basis van overeenkomsten waarin is vastgelegd op welke termijn de lening wordt afgelost, tegen welk rentepercentage geleend wordt en indien van toepassing, welke zekerheden er zijn verstrekt.
De onder financiële vaste activa opgenomen vorderingen worden initieel gewaardeerd tegen de reële waarde onder aftrek van transactiekosten (indien materieel). Vervolgens worden deze vorderingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.

Een financieel actief dat niet wordt gewaardeerd tegen (1) reële waarde met waardewijzigingen in de staat van baten en lasten of (2) geamortiseerde kostprijs of lagere marktwaarde, wordt op iedere verslagdatum beoordeeld om te bepalen of er objectieve aanwijzingen bestaan dat het actief een bijzondere waardevermindering heeft ondergaan. Een financieel actief wordt geacht onderhevig te zijn aan een bijzondere waardevermindering indien er objectieve aanwijzingen zijn dat na de eerste opname van het actief zich een gebeurtenis heeft voorgedaan die een negatief effect heeft op de verwachte toekomstige kasstromen van dat actief en waarvan een betrouwbare schatting kan worden gemaakt. Objectieve aanwijzingen dat financiële activa onderhevig zijn aan een bijzondere waardevermindering omvatten bijvoorbeeld het niet nakomen van betalingsverplichtingen en achterstallige betalingen door een debiteur en aanwijzingen dat een debiteur failliet zal gaan. 

Voorraden
Voorraden worden gewaardeerd tegen kostprijs of lagere opbrengstwaarde. De kostprijs bestaat uit de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, vermeerderd met overige kosten om de voorraden op hun huidige plaats en in hun huidige staat te brengen. De opbrengstwaarde is gebaseerd op de meest betrouwbare schatting van het bedrag dat de voorraden maximaal zullen opbrengen, onder aftrek van nog te maken kosten. 
Voorraden worden gewaardeerd met toepassing van de ‘first-in, first-out’ (Fifo)-methode.

Onderhanden projecten
De post Onderhanden projecten bestaat uit het saldo van gerealiseerde projectkosten en reeds gedeclareerde termijnen en/of ontvangen subsidies. Indien de gerealiseerde opbrengsten hoger zijn dan de gerealiseerde projectkosten van de totale onderhanden projecten, worden de onderhanden projecten verantwoord onder de kortlopende schulden. Indien de projectkosten lager zijn dan de opbrengsten worden de onderhanden projecten onder de vorderingen op de balans opgenomen. In de toelichting is een uitsplitsing opgenomen van het saldo van onderhanden projecten in enerzijds een positief bedrag betreffende contracten waarvan de waarde van het verrichte werk de gedeclareerde termijnen overtreft en anderzijds een negatief bedrag ingeval het totaal van de termijnen de waarde van het verricht werk overtreft.

In de waardering van onderhanden projecten worden de kosten die direct betrekking hebben op het project, zoals personeelskosten voor werknemers direct werkzaam aan het project, de kosten die toerekenbaar zijn aan projectactiviteiten in het algemeen en toewijsbaar zijn aan het project en andere kosten die vanuit de (subsidie-) overeenkomst aan de opdrachtgever kunnen worden toegerekend, begrepen.

Verwerking van de projectkosten in de staat van baten en lasten vindt plaats als de prestaties in het project worden geleverd en zijn gerealiseerd. Verwachte verliezen op onderhanden projecten worden onmiddellijk in de staat van baten en lasten verwerkt. Het bedrag van het verlies wordt bepaald ongeacht of het project reeds is aangevangen, het stadium van realisatie van het project of het bedrag aan bate dat wordt verwacht op andere, niet gerelateerde projecten.

Vorderingen
Vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode, verminderd met bijzondere waardeverminderingsverliezen. Voorzieningen wegens oninbaarheid worden in mindering gebracht op de boekwaarde van de vordering.
De looptijd van de vorderingen is < 1 jaar.

Vorderingen waartegenover ook een schuld staat in de vorm van vooruitontvangen bedragen, zijn gesaldeerd opgenomen in de balans voor zover toegestaan.

Liquide middelen
Liquide middelen bestaan uit kas, banktegoeden en direct opeisbare deposito’s met een looptijd korter dan twaalf maanden. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde. Indien liquide middelen niet ter vrije beschikking staan, wordt hiermee rekening gehouden bij de waardering.

Eigen vermogen
Het eigen vermogen van de Hanzehogeschool Groningen is opgebouwd uit de in het verleden behaalde resultaten. Andere mutaties in het eigen vermogen komen tot stand door stelselwijzigingen of door het opnemen van verbonden partijen. Het eigen vermogen bestaat uit algemene reserves en bestemmingsreserves en/of -fondsen. Hierin is tevens een segmentatie opgenomen naar publieke en private middelen. 

De bestemmingsreserves zijn reserves met een beperktere bestedingsmogelijkheid, welke door het bestuur is aangebracht. De bestemmingsfondsen zijn reserves met een beperktere bestedingsmogelijkheid, welke door derden zijn aangebracht.
 
Het resultaat van het verslagjaar op het initieel onderwijs wordt toegevoegd aan de algemene reserve. Is een deel van het resultaat tot stand gekomen door activiteiten in projectvorm die nog niet zijn afgerond, dan wordt dat deel overgeheveld naar de bestemde reserve Projecten. 

Voor een verdere toelichting op het vermogen wordt verwezen naar de toelichting op de balans.

Voorzieningen
Algemeen
Voorzieningen worden gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op de balansdatum bestaan als gevolg van een gebeurtenis uit het verleden, waarbij het waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is te schatten. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichtingen af te wikkelen, tenzij anders vermeld.

Voorzieningen wachtgeld
Voor zowel het wettelijke als het bovenwettelijke deel van de wachtgeldregeling is per balansdatum een voorziening getroffen. Deze voorzieningen zijn bepaald op basis van opgaven van de uitvoeringsinstellingen, rekening houdend met deelnamekans.

Voorziening jubilea
De voorziening jubilea wordt opgenomen voor verwachte lasten gedurende het dienstverband van de werknemers. Hierbij is rekening gehouden met indexatie, blijf- en deelnamekans en verdiscontering.

Voorziening WGA-WIA
Ter dekking van toekomstige lasten ingevolge de wet integratie gedeeltelijk arbeidsgeschikten is een voorziening opgenomen. De voorziening is bepaald op basis van het ziekenbestand en verdisconteerd.

Voorziening DI-WS
Ter dekking van toekomstige lasten ingevolge de vanuit de cao toepasbare regelingen rondom duurzame inzetbaarheid en werktijdvermindering senioren is een voorziening opgenomen. De voorziening is bepaald op basis van beste schatting, gebaseerd op verwachte aanmeldingen voor de regeling, leeftijd en blijfkans.

Overige voorzieningen
Onder de overige voorzieningen is een voorziening getroffen voor de regeling IPP. Deze voorziening is gebaseerd op historische deelname van studenten aan deze opleiding en de inschatting van het aantal studenten dat aanspraak zal maken op deze coulance-regeling.

Langlopende schulden
Langlopende schulden worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde. Transactiekosten die direct zijn toe te rekenen aan de verwerving van de langlopende schulden worden in de waardering bij eerste verwerking opgenomen. Langlopende schulden worden na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, zijnde het ontvangen bedrag rekening houdend met agio of disagio en onder aftrek van transactiekosten. 

Het verschil tussen de bepaalde boekwaarde en de uiteindelijke aflossingswaarde wordt op basis van de effectieve rente gedurende de geschatte looptijd van de schulden in de staat van baten en lasten als interestlast verwerkt.

Kortlopende schulden
Onder kortlopende schulden zijn de bedragen ondergebracht die nog betrekking hebben op het verslagjaar maar op balansdatum nog niet zijn betaald en bedragen die zijn ontvangen in of voor het verslagjaar en aan opvolgende jaren moeten worden toegekend. 
Kortlopende schulden worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde. Kortlopende schulden worden na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, zijnde het ontvangen bedrag rekening houdend met agio of disagio en onder aftrek van transactiekosten. Dit is meestal de nominale waarde.

Grondslagen voor bepaling van het resultaat

Algemeen
Het saldo van de baten en lasten is tot stand gekomen met inachtneming van de volgende beginselen:

  • Toerekeningsbeginsel: baten en lasten worden toegerekend aan dat jaar waar ze betrekking op hebben, hierbij wordt ervan uitgegaan dat onderwijstaken gelijkmatig over het jaar zijn verdeeld.
  • Realisatiebeginsel: winsten worden genomen voor zover zij in het verslagjaar zijn gerealiseerd.
  • Voorzichtigheidsbeginsel: verliezen of risico’s worden opgenomen voor zover zij bekend zijn geworden vóór het opmaken van de jaarrekening. 

Begroting
De Hanzehogeschool Groningen werkt met een planning- en controlcyclus op studiejaar en daarmee ook met een begroting op studiejaar. Een studiejaar loopt van september t/m augustus. De begroting zoals opgenomen in de kalenderjaarrekening is derhalve een rekenkundige samenvoeging van 8/12 studiejaar X en 4/12 studiejaar X+1.

Baten
Rijksbijdragen OCW
De baten die in een verslagjaar zijn ontvangen van het ministerie van OCW worden in totaliteit verantwoord en zijn gebaseerd op de meest recent verschenen rijksbijdragebrieven. De rijksbijdragebrief van december is feitelijk de definitieve toekenning over een kalenderjaar. Eventuele mutaties op de rijksbijdrage worden toegerekend aan het betreffende kalenderjaar en werken volledig door in de studiejaarrekening over de periode september jaar 2020 t/m augustus jaar 2021.

Collegegelden
De collegegelden worden toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben.

Werk i.o.v. derden
Opbrengsten uit het verlenen van diensten worden verantwoord naar rato van de geleverde prestaties, gebaseerd op de verrichte diensten tot aan de balansdatum in verhouding tot de in totaal te verrichten diensten. Zie tevens de grondslagen met betrekking tot Onderhanden projecten.

Overige baten
Overige baten bestaan uit baten uit verhuur, detachering en overige. De baten worden verantwoord als het waarschijnlijk is dat deze worden ontvangen en de instelling de condities voor ontvangst kan aantonen. Indien het resultaat van een bepaalde opdracht tot dienstverlening niet op betrouwbare wijze kan worden bepaald, worden de opbrengsten verwerkt tot het bedrag van de kosten van de dienstverlening die worden gedekt door de opbrengsten. 

Exploitatiesubsidies worden als bate verantwoord in de staat van baten en lasten in het jaar waarin de gesubsidieerde kosten zijn gemaakt of opbrengsten zijn gederfd, of wanneer een gesubsidieerd exploitatietekort zich heeft voorgedaan.

Huuropbrengsten uit vastgoedbeleggingen worden lineair in de staat van baten en lasten opgenomen op basis van de duur van de huurovereenkomst. Vergoedingen ter stimulering van het sluiten van huurovereenkomsten worden als integraal deel van de totale huuropbrengsten verwerkt.

Personeelsbeloningen
Periodiek betaalbare beloningen
Lonen, salarissen en sociale lasten worden op grond van de arbeidsvoorwaarden verwerkt in de staat van baten en lasten verantwoord in de periode waarin de arbeidsprestatie wordt verricht en, voor zover nog niet uitbetaald, als verplichting op de balans opgenomen. Als de reeds betaalde bedragen de verschuldigde beloningen overtreffen, wordt het meerdere opgenomen als een overlopend actief voor zover er sprake zal zijn van terugbetaling door het personeel of van verrekening met toekomstige betalingen door de stichting.

Voor de beloningen met opbouw van rechten (bijvoorbeeld sabbatical leave) worden de verwachte lasten gedurende het dienstverband in aanmerking genomen. Een verwachte vergoeding wordt verantwoord indien de verplichting tot betaling van die vergoeding is ontstaan op of vóór balansdatum en een betrouwbare schatting van de verplichtingen kan worden gemaakt. Ontvangen bijdragen voortvloeiend uit levensloopregelingen worden in aanmerking genomen in de periode waarover deze bijdragen zijn verschuldigd. Toevoegingen aan en vrijval van verplichtingen worden ten laste respectievelijk ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht.

Indien een beloning wordt betaald, waarbij geen rechten worden opgebouwd (bijvoorbeeld doorbetaling in geval van ziekte of arbeidsongeschiktheid) worden de verwachte lasten verantwoord in de periode waarover deze beloning is verschuldigd. Voor op balansdatum bestaande verplichtingen tot het in de toekomst doorbetalen van beloningen (inclusief ontslag aan personeelsleden die op balansdatum naar verwachting blijvend geheel of gedeeltelijk niet in staat zijn om werkzaamheden te verrichten door ziekte of arbeidsongeschiktheid) wordt een voorziening opgenomen.

De verantwoorde verplichting betreft de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de desbetreffende verplichting op balansdatum af te wikkelen. De beste schatting is gebaseerd op contractuele afspraken met personeelsleden (CAO en individuele arbeidsovereenkomsten). Toevoegingen aan en vrijval van verplichtingen worden ten laste respectievelijk ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht.

Ontslagvergoedingen
Ontslagvergoedingen zijn vergoedingen die worden toegekend in ruil voor de beëindiging van het dienstverband. Een uitkering als gevolg van ontslag wordt als verplichting en als last verwerkt als de instelling zich aantoonbaar onvoorwaardelijk heeft verbonden tot betaling van een ontslagvergoeding.  Ontslagvergoedingen worden gewaardeerd op basis van de beste schatting van de bedragen welke  noodzakelijk zijn om de verplichting af te wikkelen.

Pensioenen
Uitgangspunt is dat de in de verslagperiode te verwerken pensioenlast gelijk is aan de over die periode aan de pensioenuitvoerder verschuldigde pensioenpremies. Voor zover de verschuldigde premies op balansdatum nog niet zijn voldaan, wordt hiervoor een verplichting opgenomen.
Indien op basis van de uitvoeringsovereenkomst met betrekking tot een pensioenregeling per balansdatum een verplichting bestaat, wordt een voorziening gevormd als het waarschijnlijk is dat de aanwending van een maatregelenpakket, dat nodig is voor het herstel van de per balansdatum bestaande dekkingsgraad, zal leiden tot een uitstroom van middelen en de omvang daarvan betrouwbaar kan worden geschat.

Verder wordt op balansdatum een voorziening opgenomen voor bestaande additionele verplichtingen ten opzichte van het fonds en de werknemers, indien het waarschijnlijk is dat voor de afwikkeling van die verplichtingen een uitstroom van middelen zal plaatsvinden en de omvang van de verplichtingen betrouwbaar kan worden geschat. Het al dan niet bestaan van additionele verplichtingen wordt beoordeeld aan de hand van de uitvoeringsovereenkomst met het fonds, de pensioenovereenkomst met de werknemers en andere (expliciete of impliciete) toezeggingen aan de werknemers. De voorziening wordt gewaardeerd tegen de beste schatting van de contante waarde van de bedragen die noodzakelijk zijn om de verplichtingen op balansdatum af te wikkelen. 

Financiële baten en lasten
Rentebaten worden verantwoord in de periode waartoe zij behoren, rekening houdend met de effectieve rentevoet van de desbetreffende actiefpost. Rentelasten en soortgelijke lasten worden verantwoord in de periode waartoe zij behoren.

Toelichting op de balans

1. Activa

Vaste activa

1.1 Immateriële vaste activa
De mutaties in de immateriële vaste activa worden als volgt weergegeven:

(bedragen x € 1.000,-)

  Totaal IMVA 1.1.1 Ontwikkeling en software    
stand per 31-12-2020        
verkrijgingen 7.642 7.642    
cum.afschrijvingen 6.777 6.777    
boekwaarde 865 865    
         
mutaties 2021        
investeringen 822 822    
desinvesteringen 1066 1066    
afschrijvingen 599 599    
afschr desinvesteringen 1.066 1.066    
  223 223    
         
stand per 31-12-2021        
verkrijgingen 7.397 7.397    
afschrijvingen 6.309 6.309    
boekwaarde 1.088 1.088    

Toelichting:
De immateriële vaste activa heeft betrekking op diverse softwaresystemen (waaronder Osiris, AFAS, PowerBI, VMware) en ontwikkeling van de website Hanze.nl en de Nieuwe Leer-Werkplek. In verband met de aanschaf van het softwarepakket AFAS zijn andere pakketten buiten gebruik gesteld. Deze pakketten hebben geen boekwaarde en zijn in 2021 gedesinvesteerd.

1.2 Materiële vaste activa
De mutaties in de materiële vaste activa worden als volgt weergegeven:

(bedragen x € 1.000,-)

  Totaal MVA 1.2.1.1 Gebouwen 1.2.1.2 Terreinen 1.2.2.1 Inventaris 1.2.2.2 Apparatuur 1.2.3
Vervoer- middelen
1.2.4
MVA in uitvoering
stand per 31-12-2020              
verkrijgingen 336.024 227.895 21.698 25.535 51.036 275 9.584
cum.afschrijvingen (-/-) 194.925 135.370 4.454 17.917 36.998 186 0
boekwaarde 141.099 92.525 17.244 7.618 14.038 89 9.584
               
mutaties 2021              
investeringen 30.423 24.370 337 1.381 4.329 5 0
desinvesteringen (-/-) 2 0 0 0 2 0 0
overboeking -2.253 0 0 0 0 0 -2.253
afschrijvingen (-/-) 16.668 9.781 459 1.154 5.245 29 0
cum.afschr desinvesteringen 1   0 0 1 0 0
  11.501 14.590 -121 227 -916 -25 -2.253
               
stand per 31-12-2021              
verkrijgingen 364.192 252.266 22.036 26.916 55.363 279 7.332
Cum. afschrijvingen (-/-) 211.592 145.151 4.913 19.071 42.242 215 0
boekwaarde 152.600 107.115 17.123 7.845 13.122 64 7.332

Toelichting:
Door de Hanzehogeschool wordt op iedere balansdatum beoordeeld of er aanwijzingen zijn dat een vast actief aan een bijzondere waardevermindering onderhevig kan zijn. Indien dergelijke indicaties aanwezig zijn, wordt de realiseerbare waarde van het actief vastgesteld. Een bijzonder-waardeverminderingsverlies wordt direct als last verwerkt in de staat van baten en lasten onder gelijktijdige verlaging van de boekwaarde van het betreffende actief. Over het verslagjaar is bijzondere waardevermindering niet van toepassing.
 
De investeringen in gebouwen en terreinen hebben over het boekjaar met name betrekking op de realisatie van de nieuw- en verbouw van Zp7 (m€22,4). 
 
Investeringen in inventaris hebben voornamelijk betrekking op aanschaf van meubilair. 
                                              
Investeringen in apparatuur hebben voornamelijk betrekking op computerapparatuur ICT en infrastructuur ICT.
 
Voor de toekomstige kosten van groot onderhoud aan de bedrijfsgebouwen is geen voorziening voor groot onderhoud gevormd. De kosten van groot onderhoud worden conform de componentenmethode geactiveerd onder de materiele vaste activa.
 
Het saldo op 'MVA in uitvoering' heeft betrekking op lopende investeringsprojecten en omvat met name nieuwbouw Zernikeplein 7 (m€3).
 
De panden aan het Zernikeplein (hoofdgebouw met Van Olsttoren, Van Doorenveste,  Willem-Alexander Sportcentrum, Marie Kamphuisborg) en aan de Petrus Driessenstraat (Wiebengacomplex) zijn hypothecair bezwaard. Het recht op eerste hypotheek is verleend aan de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën).

1.3 Financiële vaste activa
De mutaties in de financiële vaste activa worden als volgt weergegeven:

(bedragen x € 1.000,-)

      Boekwaarde 31-12-2020 Investeringen en verstrekte leningen Desinvest. en afgeloste leningen Vord. kortlopend Boekwaarde 31-12-2021    
                   
1.3.1 Overige leningen u/g                
                   
  Unica Installatiegroep BV   167 0 167 0 0    
1.3.2 Waarborgsommen en bankgaranties   76 0 0 0 76    
                   
  Totaal financiële vaste activa   242 0 167 0 76    

Toelichting:
In verband met de investering in energievoorzieningen (warmte-koude-opslag) voor het Economiegebouw is in 2006 een geldlening verstrekt aan Unica ten bedrage van K€ 354. Aanvullend op deze overeenkomst is eind 2007 voor het Willem-Alexander Sportcentrum (Zernikeplein 17) een lening aan Unica van K€ 564 verstrekt. De investeringen hadden een educatief karakter en zijn in 2021 voor de resterende boekwaarde volledig afgelost.

De vermeldde bankgaranties hebben betrekking op garanties verstrekt bij het aangaan van huurovereenkomsten.

Vlottende Activa

1.4 Voorraden

(bedragen x € 1.000,-)

        31-12-21     31-12-20  
1.4.1 Gebruiksgoederen              
  Magazijngoederen/kantoorbenodigdheden       452     424
                 
  Totaal voorraden       452     424

Toelichting:
Onder de voorraden zijn tevens opgenomen de geregistreerde verbruiksmiddelen chemicalien.

1.5 Vorderingen

(bedragen x € 1.000,-)

        31-12-21     31-12-20  
                 
1.5.1 Debiteuren       1.909     3.920
1.5.2 Studenten       115     253
1.5.3 Overige vorderingen       1.928     687
1.5.4 Overlopende activa       2.988     3.473
                 
  Totaal vorderingen       6.939     8.333

Toelichting:
In de vorderingen op debiteuren en studenten zijn voorzieningen voor oninbaarheid opgenomen van respectievelijk K€ 10,5 en K€ 122. Deze bedragen hebben betrekking op vorderingen met een looptijd langer dan 1 jaar.

Onder de debiteuren per 31-12-2020 was een vordering opgenomen op de NAM ter hoogte van M€ 2,9; deze is in het begin van 2021 voldaan. Per 31-12-2021 staat er een nieuwe vordering op NAM open voor een aanzienlijk lager bedrag van K€ 740. Dit verklaart grotendeels het verschil tussen 2020 en 2021.

De saldi vermeld onder de overlopende activa hebben met name betrekking op transitorische posten, kosten betaald in het huidige boekjaar en betrekking hebbend op het komende boekjaar.

1.6 Liquide middelen

(bedragen x € 1.000,-)

        31-12-21     31-12-20  
                 
1.6.1 Banken       89.136     63.832
1.6.2 Kasmiddelen       27     22
                 
  Totaal liquide middelen       89.162     63.854

Toelichting:
Een nadere toelichting op de mutaties binnen de Liquide middelen is te vinden in het kasstroomoverzicht. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van de instelling.

2. Passiva

2.1 Eigen vermogen

2.1.1 Voorstel resultaatbestemming
Het resultaat van de Hanzehogeschool Groningen over het jaar 2021 bedraagt  K€ 20.130. Voorgesteld wordt om het resultaat als volgt te verdelen:
 

Dotatie algemene reserve (publiek)     21.535
Onttrekking algemene reserve (privaat)     -1.250
Onttrekking bestemmingsreserve (huisvesting)     -155
       
Resultaat     20.130
       

2.1.2. Verloopoverzicht

(bedragen x € 1.000,-)

    Bestemming resultaat 2020 Saldo
31-12-2020
Bestemming resultaat 2021 Overige mutaties Saldo
31-12-2021
             
Algemene reserve (publiek)   7.855 70.922 21.535 114 92.571
Algemene reserve (privaat)   467 5.935 -1.250 0 4.685
Subtotaal algemene reserve   8.322 76.857 20.285 114 97.256
             
Bestemmingsreserves (publiek)            
Reserve huisvestingsbeleid   -336 155 -155 0 0
Subtotaal bestemmingsreserves (publiek)   -336 155 -155 0 0
             
Totaal eigen vermogen   7.986 77.012 20.130 114 97.256

Toelichting: 
De algemene reserve privaat heeft betrekking op de cumulatieve resulaten op contractactiviteiten van de Stichting Hanzehogeschool waarbij private middelen zijn betrokken. 

Bestemmingsreserve huisvestingsbeleid: In 2013 is een bedrag van M€ 3,1 onttrokken aan de Algemene reserve en toegevoegd aan deze bestemmingsreserve. Deze heeft betrekking op het uit te voeren nieuwbouwprogramma over de jaren 2015-2021. Jaarlijks is naar rato van de voortgang van het programma een deel van de bestemmingsreserve afgebouwd, per 31-12-2021 is het saldo € 0.

Onder de Overige mutaties heeft een eenmalige correctie op het eigen vermogen plaatsgevonden.

2.2 Voorzieningen

        Mutaties      
      saldo
31-12-2020
Dotaties 2021 Onttrekkingen 2021 Vrijval
2021
saldo
31-12-2021
2.2.1 Personeelsvoorzieningen            
  Wachtgelden wettelijk   843 868 -872 -198 642
  Wachtgelden bovenwettelijk   1.850 792 -792 -356 1.495
  Voorziening jubilea   924 777 -129 0 1.572
  Voorziening WGA-WIA   610 1.186 -321 0 1.474
  Voorziening DI   1.353 0 0 -360 993
  Voorziening WS   6.972 3.787 -2.030 0 8.729
  Subtotaal personeelsvoorzieningen   12.552 7.410 -4.143 -914 14.904
               
2.2.2 Overige voorzieningen            
  Voorziening coulanceregeling IPP   0 500 0 0 500
  Subtotaal overige voorzieningen   0 500 0 0 500
               
  Totaal voorzieningen   12.552 7.910 -4.143 -914 15.404
      Kortlopend deel <1 jaar Langlopend deel >1 jaar saldo
31-12-2021
  Personeelsvoorzieningen        
  Wachtgelden wettelijk   298 343 642
  Wachtgelden bovenwettelijk   177 1.317 1.495
  Voorziening jubilea   75 1.497 1.572
  Voorziening WGA-WIA   285 1.189 1.474
  Voorziening DI   596 397 993
  Voorziening WS   2.291 6.438 8.729
           
  Subtotaal personeelsvoorzieningen   3.723 11.182 14.904

Toelichting:

De voorzieningen Wachtgelden wettelijk en bovenwettelijk alsmede WGA-WIA zijn opgenomen conform opgaaf van uitvoerders. Daar waar individuele onttrekkingen aan voorzieningen niet specificeerbaar zijn, is het saldo van dotaties en onttrekkingen vermeld onder Dotaties.
De voorziening DI wordt lineair afgebouwd in de komende twee jaar, dit als gevolg van het beëindigen van de spaar-mogelijkheid.
De voorziening WS is in 2021 verder toegenomen als gevolg van een stijgend deelnamepercentage.Verwachting is dat de deelname aan de WS regeling in de komende jaren verder zal toenemen vanwege vergrijzing binnen de populatie. Aan de andere kant zal de uitstroom toenemen waardoor de hoogte van de voorziening zich zal stabiliseren.
Bij het vasstellen van de voorziening jubilea wordt nu een generieke berekeningmethodiek binnen het onderwijs gevolgd waardoor de voorziening is toegenomen. In deze methodiek zijn met name de blijfkansen en contante waarde-methode herijkt.

Onder de overige voorzieningen is per ulimo kalenderjaar een voorziening opgenomen ten behoeve van een begin 2022 opengestelde coulanceregeling voor in eerdere jaren onterecht geincasseerde aanvullende collegegelden.                                                            

2.3 Langlopende schulden

(bedragen x € 1.000,-)

      Bedrag
31-12-20
Aangegane leningen o/g Aflossingen
2021
Schulden kt Stand
31-12-2021
2.3.1 Kredietinstellingen (bouwleningen)            
  Lening 1 ministerie van Financiën   13.000 0 0 0 13.000
  Lening 2 ministerie van Financiën   37.743 0 0 2.903 34.840
  Lening 3 ministerie van Financiën   0 10.000 0 400 9.600
               
  Totaal langlopende schulden   50.743 10.000 0 3.303 57.440
      Stand
31-12-2021
Looptijd
> 1 jaar
Looptijd
> 5 jaar
Rentevoet
  Kredietinstellingen (bouwleningen)          
  Lening 1 ministerie van Financiën   13.000 13.000 0 4,05%
  Lening 2 ministerie van Financiën   34.840 34.840 26.130 0,68%
  Lening 3 ministerie van Financiën   9.600 9.600 8.000 0,10%
             
  Totaal langlopende schulden   57.440 57.440 34.130  

Toelichting:
In april 2005 zijn nieuwe leningen aangegaan bij het ministerie van Financiën. Zekerheden zijn destijds verstrekt in de vorm van een eerste hypotheekrecht op enkele panden. Ook is vanaf 2005 een start gemaakt met het 'schatkistbankieren' waarbij er een rekening courant verhouding is tussen de Hanzehogeschool Groningen en het ministerie. Dagelijks worden de saldi van de bankrekeningen vereffend. Looptijd lening 1 is tot 2025, met aflossing van de resterende M€ 13. De oorspronkelijke lening was groot M€ 39,5.

In november 2017 is  lening 2 aangevraagd en verstrekt door het ministerie van Financiën. De hoofdsom van deze lening bedraagt M€ 43,5 en kent een looptijd tot december 2034. Aflossing op deze lening vindt met ingang van december 2020 jaarlijks plaats voor een bedrag van M€ 2,9. Dit deel van de lening wordt derhalve in dit overzicht geplaatst onder Schulden kt. 

In maart 2021 is lening 3 verstrekt door het ministerie van Financiën. De hoofdsom van deze lening bedraagt M€ 10 en kent een looptijd van 25 jaar. Aflossing op deze lening vindt met ingang van februari 2022 jaarlijks plaats voor een bedrag van M€ 0,4. Dit deel van de lening wordt derhalve in dit overzicht geplaatst onder Schulden kt. Deze lening 3 betreft een herfinanciering van een eerdere lening van M€ 10, welke in december 2020 is afgelost.

Middels een hypothecaire akte in februari 2021 is een eerste hypotheekrecht verstrekt aan de Staat der Nederlanden, waarin tevens opgenomen het eerder verstrekte recht vanuit zowel 2005 als 2017.

2.4 Kortlopende schulden

(bedragen x € 1.000,-)

        31-12-21     31-12-20  
2.4.1 Onderhanden projecten i.o.v. derden              
  Subsidieprojecten     12.293     11.321  
  Projecten contractonderwijs en contractonderzoek     291     374  
          12.584     11.695
                 
2.4.2 Crediteuren       4.730     2.045
                 
2.4.2 Onderhanden werk i.o.v. derden              
                 
2.4.3 Belastingen en premies sociale verzekeringen              
  Loonheffingen      9.235       8.632   
  Omzetbelasting      246       187   
          9.481     8.819
                 
2.4.4 Schulden inzake pensioenen       3.299     2.817
                 
2.4.5 Kredietinstellingen       3.303     2.903
                 
2.4.6 Overige kortlopende schulden       5.289     4.222
                 
2.4.7 Overlopende passiva              
  Vooruitontvangen collegegelden     16.541     27.281  
  Subsidies OCW     1.854     783  
  Vooruitontvangen OCW     5.600     0  
  Vakantiegeld     6.765     6.447  
  Vakantiedagen     6.025     5.859  
  Salarissen     84     0  
  Vooruitontvangen bedragen     4.660     1.637  
          41.530     42.008
                 
  Totaal kortlopende schulden       80.216     74.509
                 
                 

Toelichting:
De onderhanden projecten i.o.v. derden is per balansdatum gesaldeerd opgenomen en vormt per 31-12-2021 een schuld. De projectopbrengsten worden verantwoord bij ontvangst van de gelden. Middels de onderhanden projecten boekingen worden opbrengsten en kosten binnen de projectperiode aan elkaar toegerekend.

Onder 2.4.5 Kredietinstellingen zijn de aflossingsverplichting opgenomen van de langlopende leningen, welke een looptijd hebben korter dan 1 jaar. 

Onder de Overige kortlopende schulden is een diversiteit aan kosten opgenomen welke betrekking hebben op het afgelopen jaar echter nog niet zijn gefactureerd door de betreffende leveranciers.

Het saldo Vooruitontvangen OCW betreft het verschil tussen de op balansdatum ontvangen Rijksbijdragen over 2021 en de baten toegerekend aan het kalenderjaar 2021. Het verschil is te verklaren door het deel van de ontvangen en nog niet uitgegeven NPO-middelen welke als niet-normatieve rijksbijdrage zijn aangemerkt.

De vooruitontvangen collegegelden zijn per ultimo 2021 substantieel lager dan voorgaand jaar. Dit is een effect van de COVID-19 maatregel "halvering collegegelden".

Verloopoverzicht subsidieprojecten

(bedragen x €1.000,-)

      2021   2020
Gerealiseerde projectbestedingen     -70.726   -52.815
Toegerekende baten     -   -
Af: Ontvangen bedragen     83.019   64.136
Voorziening te verwachten verliezen     -   -
           
Totaal onderhanden projecten     12.293   11.321
           
Waarde van verricht werk < ontvangen bedragen     16.949   15.655
Waarde van verricht werk > ontvangen bedragen     -4.656   -4.334
           
Totaal subsidieprojecten     12.293   11.321

Toelichting:
De positie van onderhanden projecten contractonderwijs en contractonderzoek is beperkt ten opzichte van de positie van subsidieprojecten. Hierdoor is geen aanvullend verloopoverzicht voor deze contractactiviteiten opgenomen. 

De in het boekjaar in de staat van baten en lasten verwerkte opbrengsten uit onderhanden projecten bedragen K€ 17.422.

Van de op balansdatum openstaande onderhanden projecten bedraagt het cumulatief totaal van tot dan toe verantwoorde opbrengsten K€ 81.558. Er is geen sprake van ingehouden bedragen op betalingen van termijnfacturen.

Overzicht verbonden partijen
Beslissende zeggenschap (stichting of vereniging)

  Jur.
Vorm
Statutaire
zetel
Code
activiteiten
Eigen vermogen
31-12-21
Resultaat 2021 Verklaring art. 2:403 BW Consolidatie ja/nee
               
Stichting de Groot Brugmans stichting Groningen 4 nnb nnb N N
Stichting Hanze University Foundation stichting Groningen 4 nnb nnb N N
               
Totaal       0 0    

Als verbonden partij worden aangemerkt alle rechtspersonen waarover overheersende zeggenschap, gezamenlijke zeggenschap of invloed van betekenis kan worden uitgeoefend. Ook rechtspersonen die overwegende zeggenschap kunnen uitoefenen worden aangemerkt als verbonden partij. 

    Juridische
vorm
Statutaire
zetel
Code
activiteiten
         
Stichting Peter de Grote Festival   stichting Groningen 4
Stichting de Makarov Prelude   stichting Groningen 4
Stichting Haydn Muziek Festival   stichting Groningen 4
Stichting RenQi   stichting Groningen 4
Stichting Mariene Wetlands Studies   stichting Groningen 4
Stichting Bedrijvenkring Vastgoed   stichting Groningen 4
Stichting Groningen Confucius Institute   stichting Groningen 4
Stichting New Energy Coalition   stichting Groningen 4
Stichting Building   stichting Groningen 4
Stichting Vita Roden   stichting Groningen 4

Overzicht geoormerkte doelsubsidies OCW (2.4.7)

Model G1 Verantwoording van subsidies zonder verrekeningsclausule

Omschrijving Kenmerk Datum De activiteiten zijn ultimo verslagjaar conform de subsidiebeschikking geheel uitgevoerd en afgerond
       
Regionale aanpak lerarentekort RAP20029 30-apr-20 Nee
Regionale aanpak lerarentekort RAP20038 30-apr-20 Nee
Extra hulp voor de klas COHO21-20012  4-aug-21 Ja
Studieverlof 1166193-01 20-jul-21 Nee
Studieverlof 1177541-01 20-jul-21 Nee
Studieverlof 1179285-01 20-jul-21 Nee
Studieverlof 1191122-01 21-dec-21 Nee

Model G2 Verantwoording van subsidies met verrekeningsclausule
G2.A Subsidies die uitsluitend mogen worden aangewend voor het doel waarvoor de subsidie is verstrekt, aflopend per ultimo verslagjaar

Omschrijving Kenmerk Datum Bedrag van de toewijzing Ontvangen t/m vorige verslagjaar Totale subsidiabele kosten t/m vorig verslagjaar
           
Coronabanen in het hoger onderwijs COHO210013 13-apr-21 524.000 0 0
           
    Totaal 524.000 0 0
Omschrijving Kenmerk Datum Saldo per 1-jan verslag jaar Ontvangen in verslag jaar Subsidiabele kosten in verslagjaar Te verrekenen per 31-dec verslagjaar
             
Coronabanen in het hoger onderwijs COHO210013 13-apr-21 0 524.000 0 524.000
             
    Totaal 0 524.000 0 524.000

G2.B Doorlopend tot in een volgend verslagjaar

Omschrijving Kenmerk Datum Bedrag van de toewijzing Ontvangen t/m vorige verslagjaar Totale subsidiabele kosten t/m vorig verslagjaar
           
Doorstroom mbo-hbo 2017 DHBO17011 23-okt-17 196.726 196.726 165.511
Doorstroom mbo-hbo 2018 DHBO18013 15-mrt-18 199.223 199.223 153.981
Doorstroom mbo-hbo 2019 DHBO19005 30-okt-18 199.830 199.830 45.079
           
    Totaal 595.779 595.779 364.571
Omschrijving Kenmerk Datum Saldo per 1-jan verslagjaar Ontvangen in verslagjaar Subsidiabele kosten in verslagjaar Saldo per 31-dec verslagjaar
             
Doorstroom mbo-hbo 2017 DHBO17011 23-okt-17 31.215 0 14.796 16.419
Doorstroom mbo-hbo 2018 DHBO18013 15-mrt-18 45.242 0 19.670 25.572
Doorstroom mbo-hbo 2019 DHBO19005 30-okt-18 154.751 0 71.031 83.720
             
    Totaal 231.208 0 105.497 125.711

Kengetallen

Kengetallen   31-12-2021 31-12-2020
Solvabiliteit 1   0,39 0,36
Solvabiliteit 2   0,45 0,42
Liquiditeit (current ratio)   1,20 0,97
Liquiditeit (quick ratio)   1,20 0,97
Huisvestingsratio   0,11 0,13
Weerstandsvermogen   0,29 0,26
Rentabiliteit (o.b.v. normale bedrijfsvoering)   6,1% 2,7%

Toelichting:
Voor een nadere toelichting op de kengetallen verwijzen we naar hoofdstuk 6 van het jaarverslag paragraaf financieel beleid. 

Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen

Hypotheekverklaring
Met ingang van december 2017 is het recht op eerste hypotheek verleend aan de Staat der Nederlanden voor een aantal panden aan het Zernikeplein (Hoofdgebouw met Van Olsttoren, de Van Doorenveste, het Willem-Alexander Sportcentrum) en aan de Petrus Driessenstraat (het Wiebengacomplex).

Vordering op het ministerie van OCW
In 2001 is de vordering op OCW betreffende IZK, vakantie-uitkering en sociale lasten uit 1986/1987 afgeboekt. Deze vordering (K€ 2.719) blijft echter wel bestaan en zal worden verrekend bij liquidatie van de hogeschool. In december 2005 is een bedrag aan de hogeschool uitgekeerd in verband met het afschaffen van de ZKOO-regeling dat in mindering is gebracht op deze vordering.

Kredietfaciliteiten
De Hanzehogeschool heeft bij het Ministerie van Financiën een rekening-courant faciliteit met een debetlimiet van M€ 10,0. Aan deze rekening-courant zijn een tweetal werkrekeningen gekoppeld die worden aangehouden bij de Rabobank. Van deze werkrekeningen wordt dagelijks het saldo van de debet- en creditmutaties overgeboekt naar de rekening-courant bij het Ministerie.
Ten behoeve van het dagelijks betalingsverkeer wordt een intradag debetfaciliteit beschikbaar gesteld door de Rabobank welke wordt gegarandeerd door de Staat der Nederlanden, in totaal groot M€ 15,1.

Garantstellingen
Op het voormalig Suikerunieterrein in Groningen is door een derde partij in 2018 tijdelijke huisvesting gerealiseerd ten behoeve van primair internationale studenten. Om de investering en exploitatie te garanderen, is door de Hanzehogeschool Groningen en de Rijksuniversiteit Groningen een gezamenlijke garantstelling afgegeven ter dekking van een gegarandeerde huuropbrengst. De garantie is groot in totaal M€ 1,0 per jaar. De verdeling tussen de Hanzehogeschool en Rijksuniversiteit zal jaarlijks op basis van weging van daadwerkelijke studentenaantallen worden vastgesteld. Looptijd van de garantstelling is 10 jaar. 
Met SSH, Student Housing, is in 2020 een samenwerkingsovereenkomst afgesloten om buitenlandse studenten te kunnen voorzien in betaalbare tijdelijke huisvesting. De SSH reserveert gedurende de looptijd van de overeenkomst (1 januari 2020 tot en met 31 december 2024) per academisch jaar voor studenten van de contigenthouders woonruimten. Jaarlijks wordt de grootte van het contigent met de Hanzehogeschool afgesproken. Mocht een woning uit het contigent niet worden verhuurd aan studenten dan huurt de Hanzehogeschool de woning tot aan het academisch jaar of eerder indien SSH de woning alsnog verhuurd. Er is dus sprake van een leegstandsrisico voor de Hanzehogeschool. De SSH heeft een inspanningsverplichting om woonruimten uit het contigent actief aan te bieden aan buitenlandse studenten. Mocht de aanwas van buitenlandse studenten onvoldoende zijn dan kan de SSH in overleg de woonruimte verhuren aan andere studenten. Het contigent voor de Hanzehogeschool was vastgesteld op 309 eenheden. De leegstand over deze eenheden is zeer beperkt gezien de krapte op de woningmarkt. Gedurende het collegejaar is het contigent verhoogd met 80 eenheden vanaf de instroom van februari 2022 voor de duur van een half jaar. De instroom van buitenlandse studenten per 1 februari is drie keer hoger dan 80 eenheden. Ook hier is het leegstandsrisico beperkt. Mochten de omstandigheden in verband met corona wijzigen dan kan in overleg met de SSH worden getreden.  

Langlopende contracten
De Hanzehogeschool heeft meerdere contracten afgesloten, waarin langlopende verplichtingen zijn aangegaan. Deze verplichtingen zijn niet op de balans opgenomen. Voor de huur van diverse panden en locaties bestaat over 2022 een verplichting van M€ 2,6. Over de jaren 2023-2026 bedraagt deze verplichting in totaal M€ 3,3, na 2026 resteert een verplichting van M€ 0,2 per jaar. Voor het in 2018 gestarte bouwproject Zernikeplein 7 resteert een verplichting in 2022 van M€ 5,5. Onderdeel van het bouwproject is het aardbevingbestendig maken van bestaande bouw en nieuwbouw. Hiervoor worden ter financiering deels middelen van de NAM (zie claim NAM) ingezet en deels aanvullende financiering van het Ministerie van Financiën. Tot slot is er in december 2019 een operational lease verplichting aangegaan voor een auto. Kosten hiervoor bedragen in 2022 K€ 11. Over de jaren 2023-2024 bedraagt deze verplichting in totaal K€ 23.

Claim NAM
In december 2017 heeft de Hanzehogeschool een overeenkomst gesloten met de NAM. Deze overeenkomst heeft betrekking op de voorgenomen bouwplannen van de Hanzehogeschool op het Zernikeplein en betreft een vergoeding voor reeds gemaakte kosten gerelateerd aan het aardbevingbestendig maken van de plannen en een compensatie van de meerkosten van de bouw. De overeenkomst voorziet in meerdere momenten van concretisering van de vergoedingen. Vergoedingen in 2021 zijn ontvangen naar rato van de voortgang van de bouw.
 
Eind 2018 zijn nieuwe (verlaagde) waarden opgenomen in het zogenaamde seismisch model (NPR 2018). Dit heeft te maken met het voornemen de onttrekking van gas uit de bodem af te bouwen. Deze herziening heeft geleid tot een aanpassing van de bouwplannen omdat er voor de resterende bouwfasen geen siesmische maatregelen noodzakelijk zijn voor het project ZP7. Als gevolg daarvan is tevens de compensatie vanuit de NAM aangepast en vastgelegd in een addendum op de eerder afgesloten overeenkomst.  

Overige verplichtingen en claims
In ieder verslagjaar lopen verschillende juridische procedures. Deze zijn te onderscheiden naar beroepen die zijn ingesteld door studenten of personeelsleden, vorderingen van derden, en eventuele procedures tegen of vanwege bestuursorganen waaronder het ministerie van OCW.

Bij de procedures van de Hanzehogeschool Groningen tegen personeelsleden kan het voorkomen dat, hetzij in het kader van een minnelijke schikking, hetzij op basis van de uitspraak van de kantonrechter, een vergoeding wordt toegekend. In het afgelopen boekjaar heeft de Hanzehogeschool Groningen geen uitzonderlijke claims opgelopen.

In het afgelopen verslagjaar zijn ook voor het overige geen geschillen met derden gerezen die naar huidig inzicht zullen resulteren in vorderingen tot schadevergoeding waaruit substantiële financiële aanspraken zullen voortvloeien.

Financiële instrumenten
De Hanzehogeschool Groningen maakt gebruik van uiteenlopende financiële instrumenten die de organisatie blootstelt aan markt-, rente-, kasstroom-, krediet- en liquiditeitsrisico. Om deze risico’s te beheersen heeft de organisatie een beleid inclusief een stelsel van limieten en procedures opgesteld om de risico’s van onvoorspelbare ongunstige ontwikkelingen op de financiële markten en daarmee de financiële prestaties van de organisatie te beperken.

De organisatie zet geen afgeleide financiële instrumenten in om risico’s te beheersen en maakt geen gebruik van derivaten.

Kredietrisico 
De vorderingen uit hoofde van debiteuren zijn getoetst op inbaarheid en voor zover nodig geacht voorzien.  Voor de kredietrisico’s inzake de overige vorderingen wordt verwezen naar financiële vaste activa en vorderingen.

Het renterisico is beperkt tot eventuele veranderingen in de marktwaarde van opgenomen en uitgegeven leningen. Bij deze leningen is sprake van een vast rentepercentage over de gehele looptijd. De leningen worden aangehouden tot het einde van de looptijd. De organisatie heeft derhalve als beleid om geen afgeleide financiële instrumenten te gebruiken om (tussentijdse) rentefluctuaties te beheersen.

De instelling loopt geen significante liquiditeitsrisico’s. De voorziene aflossing van langlopende leningen is onderdeel van de meerjarenliquiditeitsprognose van de instelling.

Toelichting op de staat van baten en lasten

3. Baten

3.1 Rijksbijdragen OCW

(bedragen x €1.000.-)

        2021   begroting 2021   2020
                 
3.1.1 Rijksbijdrage OCW (HBO)     255.529   239.530   216.431
3.1.2 Subsidies OCW     1.256   60   630
                 
  Totaal rijksbijdragen OCW     256.785   239.591   217.062

Toelichting:
De hoogte van de rijksbijdrage sluit aan en is gebaseerd op de betreffende rijksbijdragebrieven. In de baten rijksbijdragen zijn de over 2021 toegekende NPO-middelen en compensatie collegegelden verantwoord. Inzake NPO is € 16,1 miljoen normatieve rijksbijdragen inzake groeibudget verantwoord en € 6,8 miljoen ontvangen inzake niet normatieve-rijksbijdragen waarvan in 2021 ad EUR 1,3 miljoen is besteed.

3.2 Collegegelden

(bedragen € 1.000,-)

        2021   begroting 2021   2020
                 
3.2.1 Collegegelden (bekostigde studenten)     53.732   48.791   60.146
3.2.2 Collegegelden (niet bekostigde studenten)     142   254   633
3.2.3 Restitutie collegegelden     -4.602   -3.433   -4.141
                 
  Totaal collegegelden     49.272   45.612   56.638

Toelichting:
Voor het studiejaar 2021-2022 is het het wettelijk collegegeld verlaagd, dit komt overeen met een halvering van het wettelijk collegegeld. Dit geldt voor alle studenten die het wettelijk collegegeld moeten betalen. 

In het studiejaar 2021-2022 wordt de toeslag op het collegegeld voor het niet bekostigd deel IPP studenten niet meer in rekening gebracht. 

3.3 Baten werk in opdracht van derden

(bedragen x € 1.000,-)

        2021   begroting 2021   2020
3.3.1 Opbrengst werk i.o.v. derden              
                 
3.3.1.1 Contractonderwijs              
  CA / P-HBO cursussen     2.822   4.238   3.620
3.3.1.2 Contractonderzoek              
  Overige contractactiviteiten     68   201   212
  Totaal opbrengst werk i.o.v. derden     2.889   4.439   3.832
                 
3.3.2 Mutaties onderhanden projecten i.o.v. derden     83   -10   -23
                 
  Totaal baten werk i.o.v. derden     2.972   4.429   3.808

Toelichting:
Middels een bepaling van de onderhanden projecten positie per balansdatum worden enkel de projecten welke gereed zijn per balansdatum als bate verantwoord. Afhankelijk van de voortgang van de diverse projecten kan de totale bate per balansdatum afwijken ten opzichte van de begroting en voorgaand jaar.
Een deel van de omzet Contractonderwijs werd in voorgaande jaren niet volledig aan de juiste maanden in een studiejaar toegerekend, waardoor een in verhouding te hoge omzet over de periode september t/m december plaatsvond. Deze aanpassing resulteert in een eenmalig lagere omzet over 2021.

3.4 Baten subsidies

(bedragen x €1.000,-)

          2021   begroting 2021   2020
                   
3.4.1 Resultaat verbonden partijen       0   0   0
3.4.1 Overheidsbijdragen en -subsidies       12.896   10.611   13.140
3.4.2 Mutaties onderhanden projecten       341   0   -2.999
                   
  Totaal baten subsidies       13.237   10.611   10.142

Toelichting:
Onder Subsidies worden alle subsidies verantwoord welke betrekking hebben op gerealiseerde subsidieprojecten. Voor zover subsidieprojecten nog lopend zijn, worden de reeds ontvangen subsidies middels Onderhanden projecten op de balans opgenomen onder de schulden als Vooruitontvangen subsidies. Hierdoor kan het vergelijk met de begroting en voorgaand jaar afwijken.

3.5 Overige baten

          2021   begroting 2021   2020
                   
3.4.1 Resultaat verbonden partijen       0   -   0
3.5.1 Verhuur onroerende zaken       696   1.121   822
3.5.2 Detachering personeel       1.126   573   1.165
                   
3.5.3 Overige baten                
  Overige bijdragen van studenten       796   982   731
  Overige       5.003   4.812   6.470
  Subtotaal       5.799   5.794   7.201
                   
  Totaal overige baten       7.621   7.488   9.187

4. Lasten

4.1 Personele lasten

(bedragen x € 1.000,-)

      2021   begroting 2021   2020
4.1.1 Lonen en salarissen            
4.1.1.1 Brutolonen en salarissen   166.286   176.436   156.127
4.1.1.2 Sociale lasten   21.284   20.050   19.085
4.1.1.3 Pensioenpremies   28.257   28.232   24.604
  Subtotaal lonen en salarissen   215.827   224.718   199.817
               
4.1.2 Overige personele lasten            
4.1.2.1 Mutatie voorzieningen wachtgeld   871   923   1.526
4.1.2.2 Mutatie overige personele voorzieningen   3.196   345   1.694
4.1.2.3 Ingehuurd personeel niet in loondienst   16.853   8.102   13.027
4.1.2.4 Overige   6.888   8.095   5.217
  Subtotaal overige personele lasten   27.808   17.465   21.465
               
4.1.3 Uitkeringen (-/-)   -1.632   -43   -1.324
               
  Totaal personele lasten   242.002   242.140   219.957

Toelichting:
De stijging van de lonen en salarissen is een gevolg van de toename van het gemiddeld aantal medewerkers over 2021 ten opzichte van 2020 en de effecten van cao-aanpassingen. De toename in fte en inhuur wordt voor een groot deel verklaard uit het inzetten van beschikbaar gestelde NPO-middelen.

4.1.4 Personele bezetting (fte)

    Gemiddeld 2021   31-12-21   31-12-20
             
  Management / directie 26   26   26
  Onderwijzend personeel 1.511   1.580   1.442
  Overige medewerkers 964   1.014   913
  Totaal aantal fte's 2.501   2.620   2.381

4.2 Afschrijvingen

(bedragen € 1.000,-)

      2021   begroting 2021   2020
               
4.2.1 Immateriële vaste activa   599   160   887
4.2.2 Materiële vaste activa   16.670   18.555   17.261
4.2.3 Boekresultaat desinvestering MVA   0   0   339
               
  Totaal afschrijvingen   17.268   18.714   18.488

Toelichting:
De lagere afschrijvingslasten zijn een gevolg van de vertraging van investeringen agv Covid-19 en aanlevering van materialen. Binnen de immateriele vaste activa is een deel van de investeringen gedurende 2021 door afschrijving volledig afgeschreven.

4.3 Huisvestingslasten

(bedragen € 1.000,-)

      2021   begroting 2021   2020
               
4.3.1 Huur   4.405   4.223   3.752
4.3.2 Onderhoud   4.056   3.394   4.305
4.3.3 Schoonmaakkosten   4.221   4.286   4.327
4.3.4 Heffingen   1.146   1.210   1.106
4.3.5 Energie en water   2.794   2.195   2.481
4.3.6 Overige   1.313   2.011   5.576
               
  Totaal huisvestingslasten   17.936   17.318   21.547

Toelichting:
De overige huisvestingslasten bevat in 2020 een bijdrage voor het project herinrichting Zernikelaan van eenmalig M€ 3,9. 

4.4 Overige lasten

(bedragen x € 1.000,-)

        2021   begroting 2021   2020
                 
4.4.1 Administratie en beheer     12.523   15.632   10.822
4.4.2 Inventaris en apparatuur     11.407   9.948   9.240
4.4.3 Reis- en verblijfkosten     615   1.953   994
4.4.4 Tegemoetkoming studerenden     7.164   3.599   6.540
                 
  Totaal overige lasten     31.709   31.132   27.596

Toelichting:
Veel kosten zijn in 2020 substantieel lager geweest dan voorgaande jaren als gevolg van COVID-19. Dit effect heeft zich in 2021 hersteld, met uitzondering van de reis-en verblijfkosten.

Accountantshonoraria   2021   2020
Controle van de jaarrekening   113   133
Andere controlewerkzaamheden   21   37
Fiscale advisering   26   16
Andere niet-controlediensten   0   0

Toelichting:
De bovenstaande accountantshonoraria zijn ten laste gebracht van het resultaat en betreffen uitsluitend de werkzaamheden uitgevoerd door accountantsorganisaties en externe accountants zoals bedoeld in artikel 2:382a lid 1 en 2 BW.   

5. Financiële baten en lasten

(bedragen € 1.000,-)

        2021   begroting 2021   2020
                 
5.1 Rentebaten     4   2   5
5.2 Rentelasten     -845   -920   -1.268
                 
  Saldo financiële baten en lasten     -841   -918   -1.263

Toelichting:
De rentelasten hebben met name betrekking op intrest verschuldigd over de langlopende leningen. Door het aflossen van een relatief dure lening eind 2020 zijn de rentelasten over 2021 gedaald.

Gebeurtenissen na balansdatum

Coulance-regeling IPP

Begin 2022 heeft de Hanzehogeschool een coulanceregeling opengesteld om studenten te compenseren voor in het verleden teveel in rekening gebrachte studiekosten. Deze regeling heeft specifiek betrekking op de opleiding International Programme Physiotherapy (IPP). Voor deze regeling is in de jaarrekening 2021 een voorziening opgenomen van k€ 500.

Het College van Bestuur van de Hanzehogeschool heeft in maart 2022 besloten tot verhoging van de coulanceregeling naar volledige teruggave. Bij maximale deelname aan de coulanceregeling kan de compensatie in totaal oplopen tot m€ 2,3. Het verschil tussen daadwerkelijke compensatie en de reeds getroffen voorziening zal ten laste van het resultaat over 2022 worden gebracht.
 

Bezoldiging van bestuurders en toezichthouders

Verantwoording uit hoofde van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT)
 

1. Bezoldiging leden College van Bestuur

Bedragen worden opgenomen conform de WNT (Wet Normering Topinkomens). De bezoldiging bestaat uit de optelling van alle brutolooncomponenten, bruto kostenvergoedingen (niet van toepassing binnen de Hanzehogeschool) en werkgeverslasten pensioenpremies. 

Over 2021 is voor de sector hbo het algemene wettelijke maximum van € 209.000 vastgesteld, toegepast naar rato van de omvang en de duur van het dienstverband.

Voor de sector onderwijs is een klasse-indeling van toepassing. Aan drie criteria zijn zogenaamde complexiteitspunten toegewezen. Het totaal aantal complexiteitspunten voor een onderwijsinstelling bepaalt de klasse (A t/m G) en het hieraan gekoppelde wettelijke maximum. Voor de Stichting Hanzehogeschool Groningen zijn de complexiteitspunten (Totale baten:5, Aantal studenten:5, Aantal onderwijssoorten:10) maximaal er daarmee vallend in de klasse G (18-20 pnt). Aan deze klasse is het algemene wettelijke maximum gekoppeld.

Leidinggevende topfunctionarissen

Gegevens 2021 D.J. Pouwels P.H.J. Smeets A.H. Hannink
Functie voorz. CvB lid CvB lid CvB
Duur dienstverband in 2021 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12
Omvang dienstverband (fte) 1,0 1,0 1,0
Diensbetrekking ja ja ja
       
Bezoldiging      
Beloning en belastbare onkostenvergoedingen  185.269   174.735   175.070 
Beloningen betaalbaar op termijn  23.464   23.277   23.232 
       
Subtotaal bezoldiging  208.733   198.012   198.302 
       
Individueel WNT-maximum  209.000   209.000   209.000 
       
Onverschuldigd betaald en nog niet terugontvangen bedrag n.v.t. n.v.t. n.v.t.
       
       
Totaal bezoldiging  208.733   198.012   198.302 
       
Het bedrag van de overschrijding n.v.t n.v.t n.v.t
Motivering indien overschrijding n.v.t n.v.t n.v.t
Gegevens 2020   P.H.J. Smeets A.H. Hannink
Functie   lid CvB lid CvB
Duur dienstverband in 2020   1/1 - 31/12 1/9 - 31/12
Omvang dienstverband (fte)   1,0 1,0
Diensbetrekking   ja ja
       
Bezoldiging      
Beloning en belastbare onkostenvergoedingen    169.464   56.718 
Beloningen betaalbaar op termijn    21.180   6.713 
       
Subtotaal bezoldiging    190.644   63.431 
       
Individueel WNT-maximum    201.000   67.000 
       
       
Totaal bezoldiging    190.644   63.431 

2. Vergoeding leden Raad van Toezicht
De vergoedingen aan leden van de Raad van Toezicht worden jaarlijks in december uitgekeerd en hebben betrekking op het afgelopen kalenderjaar. De leden van de RvT krijgen over 2021 een vergoeding toegekend van € 13.175,-, aan de voorzitter wordt € 18.400 toegekend. Bij zitting in de auditcommissie, de remuneratiecommissie of de commissie O&O wordt een toeslag van € 2.500 toegekend. 
Als gevolg van de invoering van de Wet Normering topinkomens (WNT) is ook voor de Raad van Toezicht een maximum bezoldiging van toepassing. Dit maximum is voor zowel 2020 als 2021 bepaald op 15% van het sectorale WNT-maximum voor de voorzitter van de Raad van Toezicht en 10% voor de leden van de Raad van Toezicht. 

Toezichthoudende topfunctionarissen

Gegevens 2021 D. Boonstra J.J. Fennema J.M. Imhof M.L. El Hamdaoui R.B. Reekers S.G.L. Schruijer Y. Tewelde
Functie voorzitter lid RvT lid RvT lid RvT lid RvT lid RvT lid RvT
Duur dienstverband in 2021 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12
               
Bezoldiging              
Bezoldiging  20.900   15.675   15.675   15.675   15.675   15.675   15.675 
               
Individueel WNT-maximum  31.350   20.900   20.900   20.900   20.900   20.900   20.900 
               
Onverschuldigd betaald en nog
niet terugontvangen bedrag
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Gegevens 2020 D. Boonstra J.J. Fennema J.M. Imhof M.L. El Hamdaoui R.B. Reekers S.G.L. Schruijer Y. Tewelde
Functie * lid RvT / voorzitter lid RvT / voorzitter lid RvT lid RvT lid RvT lid RvT lid RvT
Duur dienstverband in 2020 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12
               
Bezoldiging              
Beloning  17.588   17.588   15.075   15.075   15.075   15.075   15.075 
Individueel WNT-maximum  25.152   25.098   20.100   20.100   20.100   20.100   20.100 
               
               
Totaal bezoldiging  17.588   17.588   15.075   15.075   15.075   15.075   15.075 

3. Overige rapportageverplichtingen op grond van de WNT
Naast de vermelde topfunctionarissen zijn er geen overige functionarissen die in 2021 een bezoldiging boven het individuele WNT-maximum hebben ontvangen. Er zijn in 2021 geen ontslaguitkeringen betaald aan overige functionarissen die op grond van de WNT dienen te worden vermeld, of die in eerdere jaren op grond van de WOPT of de WNT vermeld zijn of hadden moeten worden.

Versie:
v6.1.1

Met iWink Report maak je professionele online publicaties. Publicaties die je online, in print en als PDF-download kunt aanbieden.

En daarmee voldoe je direct aan de WCAG-wetgeving rond digitale toegankelijkheid.

Eenvoudig, veilig en efficiënt.

Meer over iWink Report